Weerlicht

Jante Wortel  - 30 juni 2022

Op 8 juli 2022 verschijnt de debuutroman van Jante Wortel, die eerder deelnam aan een ontwikkeltraject bij Wintertuin

Aan een rondreis door Noorwegen komt abrupt een einde. Of was deze vakantie altijd al gedoemd te mislukken?

‘Ik leef niet in de illusie dat dit is hoe ik het me had voorgesteld. Ik voel zelf ook wel hoe fragiel het allemaal is, hoe knokig, hard en koud. Hoeveel pijn het soms doet, vooral ’s nachts, dat knagende schuldgevoel dat zich heeft genesteld in het kuiltje bij mijn borstbeen.’

Weerlicht is een moedige debuutroman over de verstikkende dynamiek van een gezin en de vraag hoe je iemand kunt helpen die zichzelf dwangmatig kapotmaakt. Dit fragment is een voorpublicatie uit de roman.

 

Weerlicht

Ik sta naar de vogels te kijken. Het zijn hagelwitte meeuwen en ze vliegen mee met de boot, alsof ze toevallig of niet zo toevallig dezelfde kant op moeten als wij. Af en toe blijft er eentje bewegingsloos in de lucht hangen, vleugels gespreid, balancerend op een strook wind. Fos maakt er foto’s van.
‘Lee, lach eens,’ zegt hij.
‘Kappen,’ antwoord ik.
Ik klem mijn vingers nog iets vaster om de reling en draai mijn hoofd de andere kant op. Als hij toch doorgaat, doe ik net alsof ik hem niet meer hoor en blijf geconcentreerd naar de lucht kijken. Het is halverwege augustus, maar hoewel de zon schijnt en de lucht strakblauw is voelt het als een dag in februari. Zelfs onder alle lagen kleren die ik aanheb gaan mijn armharen nog recht overeind staan.
We kunnen ook maar beter niet te veel verwachten van de Noorse zomer, zei mijn moeder een paar dagen geleden. Het weer in Noorwegen is vergelijkbaar met het weer in Nederland, of je echt van een zomer kunt spreken hangt maar net af van – ja, van wat eigenlijk. Soms is er regen, soms is er zon, daar kun je de klok niet op gelijkzetten. Aan mij vroeg ze de avond voor vertrek nog hoeveel truien ik had ingepakt en stopte er na mijn antwoord nog twee fleecevesten bij. ‘Dan kun je ze zelfs over elkaar aandoen,’ opperde ze, ‘voor het geval dat echt nodig is.’ Ik knikte, al vroeg ik me af of ze met die voorzorgsmaatregel meer aan het doorzettingsvermogen van het weer hier of aan dat van mij twijfelde.
Van Casper kreeg ik een kaart met drie bergen erop, die gaf hij me de laatste keer dat hij bij ons thuis kwam. Heel veel succes, Lea, schreef hij. Ik heb er het volste vertrouwen in, en niet vergeten: als het lastig wordt, denk dan aan de helikopter. Zelf vond ik vooral de kleuren op de kaart mooi. Elke berg had een andere pasteltint, maar toch liepen de kleuren in elkaar over, en het totaalplaatje deed me denken aan de foto die ik te zien had gekregen toen ik ‘Noorwegen’ googelde. ‘Misschien kun je die kaart meenemen,’ zei mijn moeder, ‘als geheugensteuntje’, maar ik heb hem aan mijn prikbord gehangen. Dat was een prima plek, vond ik. Ik heb helemaal geen geheugensteuntje nodig. Mijn vader is tenslotte ook mee en als er iemand is die me constant helpt herinneren aan de gemaakte afspraken dan is hij het wel. Bij twee overtredingen verlies ik een deel van mijn herwonnen vrijheid. Bij meer dan twee overtredingen gaan we naar huis, mag ik niet meer zelf kiezen. Dan móet ik naar mijn ouders luisteren.
Elke keer dat hij dat zegt moet ik denken aan de tekst die mijn moeder ooit voor de grap maar toch ook wel redelijk serieus op een tegeltje heeft laten drukken. Dat tegeltje hangt nog altijd bij ons thuis in de wc en ik heb al een paar keer overwogen het aan te halen. Toch doe ik dat niet, omdat ik weet dat ik dan vooral mezelf in de vingers snijd. Niets moet, alleen ademhalen, staat er op dat tegeltje. Als ik eerlijk ben denk ik dat ik daar de komende weken meer aan zal hebben dan aan de grootste leugen die ik ooit gehoord heb, vastgelegd op een ansichtkaart. Ik heb er het volste vertrouwen in.
‘Kun je ook niet een heel klein beetje lachen?’ vraagt Fos. ‘Voor het idee?’
‘Fós, kappen,’ zeg ik. ‘Nu echt.’
Ik loop weg bij de reling, zo ver dat ik zeker weet dat ik buiten het bereik van zijn camera ben. Mijn moeder zit op een aan de grond genageld rood, langwerpig blok naast mijn vader. Haar zuurstofslangetje hangt een beetje scheef onder haar neus.
‘Hoelang nog?’ vraag ik, en ik werp een ongeduldige blik op mijn horloge. ‘Ik dacht dat we tien minuten geleden al aan zouden komen. Dat stond ook op dat bord in de hal.’
Mijn moeder kijkt op. ‘Nou,’ zegt ze. ‘Dan zal het wel niet lang meer duren, lieverd.’
Direct daarna richt ze zich weer op de kaart die mijn vader voor hen houdt, de eerste camping ligt op veertig minuten rijden van de haven.
Ik zucht.
We kunnen Oslo, de aankomstplek, al bijna een halfuur zien, toch lijkt het alsof we maar niet dichterbij komen. We mogen zelfs nog niet met onze spullen naar het dek waar alle auto’s geparkeerd staan, terwijl ook dat volgens de planning allang gemogen had.
Met zijn camera om zijn nek komt Fos naast me staan. Zijn haar wordt door de wind wild heen en weer geblazen. Als hij ziet hoe geïrriteerd ik kijk, haalt hij zijn schouders op.
‘Wat?’ vraagt hij.
Daar geef ik geen antwoord op.
Een paar minuten later begint het dek eindelijk leeg te stromen. Zodra het in het trappenhuis iets rustiger is vertrekken ook wij richting de caravan, en ik kan bijna niet wachten tot ik weer bij mijn spullen kan. Bij mijn telefoon en de oplader die ik vergeten was te pakken toen we uitstapten. Volgens het rode balkje op het scherm staat het op het punt om uit te vallen en het klokje van de auto loopt al jaren achter. De meeste zorgen maak ik me over de aankomsttijd op de camping, maar als we eerst maar van die boot af zijn scheelt dat ook al. Als we mogen rijden. Als de auto-oplader het doet.
‘Lea,’ zegt mijn vader als ik voor de derde keer vraag waarom we de motor nog niet mogen starten, ‘niet zo drammen, alsjeblieft. Ik weet het ook niet. Waarschijnlijk hebben we gewoon wat vertraging opgelopen, maar wat jij niet weet, weet ik ook niet, dus heb even geduld alsjeblieft.’ Hij kijkt me aan via de achteruitkijkspiegel. Mijn moeder draait zich om in haar stoel en wil haar hand op mijn knie leggen, maar die trek ik weg.
‘We halen het wel voor zessen,’ zegt ze dan, ‘echt.’
Ik sla mijn armen over elkaar, en ook al weet ik dat het kinderachtig is, toch begin ik ongeduldig met mijn voet te wippen. Fos kijkt me een paar tellen vragend aan, dan rolt hij met zijn ogen en legt zijn hoofd tegen het raam.
Tegen de tijd dat we eindelijk de klep naar beneden zien gaan, het dek begint te klinken als een formule 1-circuit vlak voor het startschot en mijn vader nog net niet zie je wel? zegt, voelt het al bijna niet meer als een opluchting, eerder als iets waar ik recht op heb, en tegelijkertijd als een valse start voor een vakantie die nog drie weken moet duren.

 

 

 

 

Weerlicht is de debuutroman van schrijver Jante Wortel, die eerder deelnam aan een ontwikkeltraject bij Wintertuin. De roman verschijnt op dinsdag 8 juli 2022 en is onder andere verkrijgbaar via Das Mag en (online) bij je lokale boekhandel.

Jante Wortel studeerde Creative Writing aan ArtEZ en won in 2016 de Write Now! voorronde in Groningen. Haar debuut Weerlicht (2022) is een moedige roman over de verstikkende dynamiek van een gezin en de vraag hoe je iemand kunt helpen die zichzelf dwangmatig kapotmaakt. (Foto door Willemieke Kars.)