Het Onvoorstelbare 3/3

Marie Borremans Raymond Muller  - 08 juni 2021

Vlaamse en Friese schrijvers stellen zich samen het onvoorstelbare voor (i.o.v. EtN, LCoL en dB)

Deze briefwisseling maakte deel uit van De Verwonderkamer: een literair project van Explore the North, Leeuwarden City of Literature en deBuren. Maak het onvoorstelbare voorstelbaar aan de hand van een duurzaam literair format: dat is de taak die drie teams van telkens één Friese en één Vlaamse kunstenaar kregen. In plaats van een fysieke residentie in Leeuwarden met een presentatie op festival Explore the North, hielden de duo’s een digitale residentieweek en werkten ze aan een winterslaapwandeling, de klantenservice van God en een poëtisch enquete-onderzoek naar heiligheid. In De Verwonderkamer zijn Friese makers Anne-Goaitske Breteler, Nicole van den Berg en Raymond Muller gekoppeld aan Vlaamse makers Arno Boey, Betül Sefika en Marie Borremans. De teams kregen in de aanloop naar de residentie workshops over kunst en (on)voorstelbaarheid, van Barend van Heusden, Hoogleraar Cultuur en Cognitie aan de RUG, en van dichter/actrice/goochelaar Maud van Hauwaert. 

 


Leeuwarden, 16 oktober 2020

Dag Marie,

Het was niet bijzonder ingewikkeld om te beginnen met dat het bijzonder ingewikkeld is om een brief te beginnen die aan een onbekende is geadresseerd. Ik heb je via een scherm gezien. Ik heb je kort gehoord. Ik heb spijt dat ik je al volg op Instagram. Dat haalt iets van de magie van het niet-kennen weg. Toch, voor aanvang van dit project had ik niet gedacht dat ik ooit een brief zou schrijven aan een (nagenoeg) onbekende.

Al is het, als ik in gedachten doorga op het college van professor Van Heusden, waarbij het bij vlagen werkelijk tolde in mijn hoofd, niet een nieuwe stap voor de mensheid of de persoon Raymond Muller. Het ontstaat vanuit al bestaande elementen. Ik ken het fenomeen brieven schrijven – heb het ook gedaan. Ik weet dat ik niet alle mensen in de wereld ken – ook niet op het relatief kleine stukje waar wij leven. Het bekende is er. De combinatie van beide maakt het echter een nieuwe situatie, voor mij. Spannend.

Als alles door mag gaan kom je binnenkort naar deze stad toe. Waar ik geboren en getogen ben. Waar ik nog altijd woon. Er is een anekdote dat ik nooit langer dan vierentwintig aaneengesloten dagen uit deze stad ben geweest. Ik ben benieuwd wat jij hier ziet. Ik heb veel over de stad geschreven. Voorstellingen die ik heb gespeeld gaan over deze stad of over de mensen die er leven. Al zal ik hier wel weg gaan, ooit. Of binnenkort. Ik ben benieuwd wat jij hier ziet. Of je het mij zo bekende van een nieuw element kan voorzien, omdat je een nieuw, fris paar ogen bent.

Maar laten we het niet alleen over de stad hebben, hoewel Explore the North daar wel deels over gaat. Ik kan van alles vertellen. Dat ik sinds bijna een jaar vader ben, dat is wel even wat, merkte ik. Maar ik ben benieuwd wat je zou willen weten, of wat de dingen zijn die jou inspireren. Als ik dit nu teruglees, weet ik dat ik alle geëngageerde thema’s waarover ik het altijd hebben wil, niet heb besproken. Hoewel verandering van patronen, denkbeelden, tradities en verandering an sich mij wel bezig houden. Het speelt. Het is belangrijk.

In je biografie staat dat je grenzen opzoekt tussen tekst en geluid. Mooi. Ik weet dat ik waarschijnlijk de letterlijke tekst nu uit zijn verband ruk. Maar als ik het heel letterlijk neem, ben ik benieuwd welke geluiden jij hoort als je denkt aan verwondering, of welke geluiden je kunt horen in een verwonderkamer, of wat je hoort als je het onvoorstelbare hoort? Zijn er misschien geluiden die je ooit omschreven hebt, of is er een geluid dat je ooit zou willen kunnen duiden in taal, maar waarvan je niet weet hoe het moet. Is er een woord dat voor jou ‘geluid’ kenmerkt?

Vragen. Allemaal vragen. Kies er één, of twee. Ik weet ook niet of het stomme vragen zijn, misschien moet je dan maar een antwoord bedenken als reactie op een vraag die je graag had willen krijgen.

Lieve groet,
Raymond

 


tussen Antwerpen en Gent, 20 oktober 2020

Dag Raymond

Dank voor je brief. Ingewikkeld inderdaad, schrijven naar iemand die je niet kent over een onderwerp dat je niet kunt kennen. Laten we proberen.

Ik schrijf je vanuit een trein die van Antwerpen naar Gent rijdt. Ik zit tegen de rijrichting in, langs het raam trekken lege akkers en Vlaamse lintbebouwing voorbij. Als we bij de haven zijn, weet ik dat ik mijn spullen moet beginnen inpakken.

Misschien kunnen we ons het onvoorstelbare zo verbeelden: achteruit zitten in een rijdende trein waar je de bestemming niet van kent. Je ziet alleen wat je achterlaat, niet waar je heen gaat. Maar je weet dat je een bestemming hebt en naarmate de reis vordert, wordt de weg zichtbaar.

Wat ligt voorbij de grenzen van het voorstelbare? Iets wat je alleen kan zien met je ogen dicht. Op de tast. Je vroeg hoe het onvoorstelbare klinkt. Daar ben ik nog niet uit. Wel denk ik dat geluid ervoor zorgt dat je je meer voor kan stellen. Het donker van je gesloten ogen geeft minder invulling, meer mogelijkheden. In die zin is het misschien de ideale manier om het onvoorstelbare voor te stellen.

Ik moet denken aan waarzeggerij, aan opkringelende rookdampen die in hun ongedefinieerde vaagheid het dichtst komen bij wat niet voor te stellen is. Wolken. Uitgewiste sporen in de sneeuw.

Zou je naarmate je langer leeft en meer meemaakt beter worden in je het onvoorstelbare voor te stellen? Of houdt dat in dat er steeds minder overblijft wat onvoorstelbaar is?

Je ziet, er komen snel vragen bij en steeds minder antwoorden. Terwijl we ons nu, omdat we in zo’n onvoorstelbare tijd leven, misschien beter dan ooit kunnen voorstellen wat onvoorstelbaar is. Of is dat per definitie iets waar we niet beter in kunnen worden? In alle onvoorstelbaarheid en onzekerheid over of en hoe en wanneer we elkaar echt zullen kunnen ontmoeten, rond ik deze brief af.

Ik hoop dat we elkaar snel zien, in Leeuwarden. Een stad waar ik me niets bij voor kan stellen, behalve schaatsers op dichtgevroren sloten. Ik kijk ernaar uit om jou en je stad te leren kennen.

Liefs

Marie

 


Leeuwarden, 26 oktober 2020

Dag Marie,

Het donker van je gesloten ogen geeft minder invulling, meer mogelijkheden.’ schrijf je. Dat zet me aan het denken, en natuurlijk heb je gelijk. Tenminste, voor zover ik mij dat kan voorstellen. Sta me toe even te associëren op wat je schrijft. Ik moet denken aan een interview met regisseur J.J. Abrams, van de serie LOST, afgezien van wat je van die serie vindt, beschrijft hij het idee van de Mystery Box. In het heel kort komt het neer op een kartonnen doos met een groot vraagteken erop. Je kunt de doos openen, maar het is veel spannender om te bedenken wat er allemaal in die doos zou kunnen zitten. Quentin Tarantino zegt in feite hetzelfde over het koffertje in Pulp Fiction. Niemand van de kijkers weet wat er in dat koffertje zit, maar alle suggesties die hij in de loop der jaren gekregen heeft zijn zeer uiteenlopend. Ik kan mij voorstellen dat als wij met onze performance ‘het donker van je gesloten ogen’ zoals jij zo mooi schrijft een plaats geven, het onvoorstelbare wat publiek gezamenlijk zou kunnen dromen, rijker aan fantasie dan wij ooit kunnen voorstellen.

Nog een andere gedachte. Terugkomend op het eerste college dat we hadden. Het onvoorstelbare zal nooit plaats kunnen vinden als je vasthoudt aan je oude ideeën. Op die manier is er nooit plaats voor iets nieuws, iets buitengewoons. Je noemt in je brief een aantal natuurelementen. De dingen die je ziet vanuit de trein, de wolken. Het voorbeeld van de vlinders in Engeland, dat professor van Heusden aanhaalde komt uit het boek Darwin in de stad. In dat boek wordt ook beschreven, dat de mens de neiging heeft om de natuur zo inheems mogelijk te houden. Nieuwe soorten worden verdreven, bijvoorbeeld omdat ze een gevaar voor de inheemse soorten kunnen zijn. Maar wat er ook gebeurt, de natuur past zich aan. Plaats een fabriek in een natuurgebied en de lozing van zo’n fabriek in het water zorgt naast plaatselijke uitroeiing van soorten, ook voor nieuwe soorten of soorten die zich aanpassen. De natuur zal niet compleet verdwijnen, er komt een nieuw lokaal ecosysteem voor in de plaats. Het past zich altijd aan aan de nieuwe omstandigheden.
Het vasthouden aan het bekende biedt veiligheid, maar zorgt ook voor een blokkering van nieuwe mogelijkheden. Dat thema vind ik interessant.

Tot slot, dit: ‘Zou je naarmate je langer leeft en meer meemaakt beter worden in je het onvoorstelbare voor te stellen? Of houdt dat in dat er steeds minder overblijft wat onvoorstelbaar is?’ Ik vind de vraag die je schetst heel mooi. Ik wil hier graag nog over nadenken.

Geen heel nieuwe gedachten of vragen zoals jij ze zo mooi stelde in je brief, enkel een doordenken op wat je aanreikte. Of toch. Zou je van vragen stellen dichter bij het onvoorstelbare kunnen komen? 

Lieve groet,
Raymond

 


Gent, 29 oktober 2020

Dag Raymond

Het lijkt me erg fijn om met onze performance het onvoorstelbare een plek te geven. Een plaats waar wij samen met het publiek kunnen fantaseren, waar alles voorstelbaar is, net omdat het niet hoeft te bestaan.

Ik heb je brief nog eens gelezen en toen mijn ogen dichtgedaan. Ik probeerde me niets voor te stellen, gewoon ruimte te geven aan een plek waar het onvoorstelbare mag binnenkomen. Het was donker. Niet helemaal zwart, soms kwamen roze en groene vlekken voorbij door het licht dat er buiten mijn oogleden nog steeds was. Ik hoorde vanuit het donker nog steeds het tikken van de klok aan de muur en een groep kinderen die op straat langskwam, onderweg naar het zwembad.

Ik wou dat we zo’n plek konden maken, maar dan één waar je niet alleen bent in het donker van je ogen, maar dat je dat donker op de een of andere manier samen kan beleven. En dat je vanuit dat donker samen bedenkt wat er buiten die donkere plek is. Of zou kunnen zijn.

Ik moest denken aan een hol onder de grond, waar een familie konijnen of woelmuizen bij elkaar ligt te slapen. Ze weten dat er buiten het hol nog een hele wereld is, maar voor nu liggen ze samen in het donker. In winterslaap. En dat deed me dan weer denken aan een verhaal dat mijn vader me voorlas toen ik jonger was.

Ik ben naar mijn ouders gefietst om  het boekje op te halen. De winterslaapwandelaar heet het verhaal. Het gaat over een molenaar die met zijn dochter aan de rand van een bos woont. Wat de man het liefste doet is houtsnijden. Als hij ook maar een minuutje vrij heeft, pakt hij een stuk hout en begint erin te kerven. In de omgeving van de molen staan al lang geen bomen meer, want de man heeft ze allemaal omgehakt, om uit hun takken katten, honden, apen en zeemeerminnen te snijden. Alleen een reusachtige eik die heel diep in de vallei groeit, staat nog overeind. Op een nacht gaat de man, in het geheim, met zijn scherpste bijl en zijn grootste zaag naar de boom en hakt hem om. Maar op het ogenblik dat hij door de kern van de boomstam hakt, wordt hij vervloekt. Als hij de boom omhakt, zal vanaf dan elke ochtend het eerste wat hij aanraakt in hout veranderen. De vloek zorgt ervoor dat zijn dochter elke nacht door het bos dwaalt en verliefd wordt op een slaapwandelende beer, maar hoe dat precies gebeurt vertel ik je later nog.
Zo. Ik weet niet of het ons verder brengt, maar ik vind het in elk geval erg mooi.

Groet

Marie

 


Leeuwarden, 3 november 2020

Dag Marie,

Wat een prachtig verhaal beschrijf je. Het prikkelt mijn fantasie. Zoals je je als kind hebt kunnen verliezen in een mooi verhaal. Iets wat wij, of ik in ieder geval, nog altijd zoeken en zelfs soms meemaken in boeken, muziek, poëzie, films. Maar die fantasie, dat spreekt mij aan. Het voelt ook als iets gezamenlijks, het doorgeven van verhalen.

Wellicht kunnen wij een mogelijkheid bieden om een dergelijk gevoel van verbondenheid  bij het publiek te bewerkstelligen. Als ik vrij mag denken, denk ik aan een muur waar mensen briefjes in kunnen stoppen. Om maar iets totaal niet coronaproofs te noemen. Maar zo’n idee. Een project dat groeit, waaraan je ziet dat je niet de enige bent die participeert of geparticipeerd heeft.

Het gevoel dat je beschrijft heeft iets warms. Voelt goed. Ik ben een beetje vrij aan het associëren, en ik moet denken aan jullie avondklok. Ik zag dat op het journaal. Jullie kunnen dus tussen middernacht en vijf uur in de ochtend niet de straat op? Het voelt bijna als een winterslaap lijkt mij, om zo volledig stil te staan. In die vijf uren is er even niets. Behalve dat je in je huis ofwel je hol zit te wachten tot de tijd verstreken is en je weer naar buiten kan.
Het heeft voor mij niet iets beklemmends, gek genoeg, maar juist iets rustgevends.

Hoe is het, om zo elke nacht in winterslaap te zijn, Marie?

Liefs,
Raymond

 


Gent, 5 november 2020

Dag Raymond

Grappig dat de avondklok je aan winterslaap doet denken en aan iets rustgevends. Zelf maak ik spontaan eerder associaties met oorlogstijden en dictatoriale regimes, straten die met prikkeldraad afgezet zijn en mensen die schreeuwen door megafoons.

Maar laat ik het mij anders voorstellen. Hoe het zou kunnen zijn met een avondklok die elke nacht een miniwinterslaap inluidt. Wat ik in elk geval rustgevend vind, is de totale leegte op straat. Als ik ‘s avonds met de laatste trein die je kan nemen voor twaalf uur aankom in het station loop ik langs een steenweg waar de auto’s anders langsrazen, maar je nu zonder angst over straat zou kunnen wandelen.

Die leegte en stilstand horen bij een winterslaap en gek genoeg is het ook datgene dat ik in de staat van semi-lockdown, waar we de voorbije maanden in leven, kan appreciëren. Misschien is het niet slecht om af en toe volledig stilgelegd te worden. Ik merkte bij mezelf in elk geval dat ik er op de een of andere manier ook van kon genieten. Lange wandelingen die vertrekken van aan de voordeur, samen aan een gigantische legpuzzel werken, uren in de hangmat hangen of kunnen gamen zonder je daar schuldig over te voelen.

Een kleine bekentenis: ik ben ontzettend bang voor de leegte. Niet voor het donker, zoals veel mensen dat zijn, maar wel voor de leegte. Ik prop (of moet ik zeggen: propte?) mijn agenda altijd vol tot de rand, ben liefst met zoveel mogelijk dingen tegelijk bezig en in mijn hoofd zit ik altijd al een week verder dan vandaag. Als kind al vond ik het moeilijk om in slaap te vallen, omdat er dan zo weinig is. Niets om je af te leiden, alleen jij met jezelf en je gedachten. Het maakt me bang. Maar de afgelopen maanden heb ik de leegte ook leren waarderen. Dat je niets hebt om naar uit te kijken, maakt ook tijd en ruimte vrij om te zien wat er is. En open te staan voor wat kan zijn. De eendenkuikens die ik deze lente in het park groot heb zien worden, de telefoontjes met mijn oma waarin we samen kruiswoordraadsels maken, de kroketten die we sinds kort maandelijks bakken op een luie zondagmiddag: ik had het allemaal niet gekend, omdat er geen leegte voor was om in te ontstaan.

Hoe zit dat bij jou, Raymond? Ben je bang voor de leegte of hou je er net van? En hoe viel jij als kind (of nu) in slaap? Dat kan ik namelijk nog steeds niet goed.

Liefs,

Marie

 


Leeuwarden, 13 november 2020

Dag Marie,

Niet tegen de leegte kunnen, ergens kan ik mij dat voorstellen. Maar laat ik beginnen te zeggen dat het mooi is dat je de leegte hebt kunnen (her)waarderen. Blijkbaar is de leegte dan toch meer gevuld dan je dacht, als blijkt dat daar iets gevonden kan worden. Of is dat een flauwe constatering?

De gedachte aan leegte is benauwend. Waarschijnlijk omdat het onbekend is. Maar, wat je schrijft, nu we noodgedwongen de leegte ervaren hebben, is het niet meer onbekend. En bleek het minder eng dan gedacht.

Je vraagt hoe ik in slaap val.

Als kind de slaap niet kunnen vatten. Nu ik dat schrijf denk ik zowel aan het niet kunnen begrijpen van de slaap, alsook het niet in slaap kunnen komen.
Laat ik beginnen met het niet in slaap kunnen komen. Het is fijn om te weten dat ik dat niet als enige had. Dat er in België een kind was dat ook niet kon slapen. Mijn gedachten vlogen alle kanten uit, er was teveel om nog te beleven voordat zowel in de kamer als in mijn hoofd het licht tijdelijk uit zou gaan.

Ik herinner mij het liggen in bed. Omgekeerd, met mijn hoofd bij het voeteneind, op mijn buik. Ik had een hoogslaper. Aan mijn voeteneind liep het dak schuin omhoog en er was ook een plankje. Op die plank lagen boeken en Donald Ducks, maar ook stond er een radio. Een met een antenne die ik telkens opnieuw moest bewegen om het juiste signaal op te vangen.

‘s Avonds lag ik dus vaak omgekeerd in bed, onder het schuine stuk van het dak, luisterend naar de radio. Hoe ouder ik werd, hoe meer de tijd opschoof waarop ik radio luisterde. Een belangrijke kanttekening is dat het mij niet zozeer ging om muziek. Er moest vooral veel gepraat worden. Een programma heette op de valreep, rond middernacht, waarin iemand contact zocht met zijn (vaak voormalige) liefde. Om schuld te bekennen, sorry te zeggen, om te smeken ‘ik wil je terug’. Ik was aan de radio gekluisterd. Soms liep het goed af. Vaak niet.

Nog steeds luister ik in de avond graag naar de radio. En dan vooral praatprogramma’s. Ook is het fijn wanneer de muziek afgewisseld wordt met mensen die inbellen. Misschien is dat ook een vorm van verbondenheid. Dat we zo kunnen delen in het ’s nachts wakker zijn. Ik weet dat die vrachtwagenchauffeur op dat moment onderweg is, dat er iemand in de studio dit aan elkaar zit te praten, dat er mensen zijn die zich nachtelijk druk maken over allerhande zaken. 

Morgen ontmoeten wij elkaar live, online. Ik kijk daar naar uit. Dat wij in directere vorm met elkaar kunnen fantaseren over hoe wij verder zouden kunnen gaan met dit project.

Liefs,
Raymond

 


Gent, 18 november 2020

Dag Raymond

Wat een week was dit. Ik lees de brieven terug die we schreven voor we elkaar ontmoetten. Het aftasten, de ideeën die alle kanten op schieten, de voorzichtige plannen.
Ik schrijf in mijn eerste brief over een rijdende trein, waar je in een zitje tegen de rijrichting in zit. Maandag stapten we in. De bestemming was onduidelijk, maar naarmate de reis vorderde werd de weg zichtbaar. Ondertussen kennen we de bestemming.

Ik wil je bedanken voor deze week. Omdat het wonderlijk organisch liep, samenwerken met 333 kilometer tussen ons in. Omdat het anders en fijner is geworden dan ik me kon voorstellen. Voor het Friese slaapliedje dat je me hebt leren zingen, die wonderlijke taal waarin zelfs verdrinkende kalfjes en afwezige ouders geruststellend klinken.

21 december gaan we in winterslaap. Ik kijk met een vreemde mengeling van gevoelens uit naar dat moment. Zenuwen voor alles wat we tegen dan af willen hebben: een slaapwandeling, een website, een radio-uitzending. Zin om verder te werken aan wat we al hebben: de tekst in te spreken, geluidslagen te maken en toe te voegen. Nieuwsgierigheid, omdat ik binnenkort eindelijk echt naar Leeuwarden zal reizen. Niet om op residentie te gaan of Explore the North te beleven, maar om de montage te maken van onze slaapwandeling, in de studio. Grappig dat we elkaar eigenlijk dan pas echt zullen ontmoeten. En een beetje buikpijn, omdat de dagen korter worden en ik zo van de zon en het licht hou. Misschien is dat nog het meest onvoorstelbare: dat ik dit jaar uitkijk naar de winter. 

Tot snel, in Leeuwarden!

Liefs,

Marie

 


 

Explore the North
Explore the North ontwikkelt op dit moment diverse nieuwe interdisciplinaire, vaak meertalige projecten op verschillende locaties. 2021 wordt dan ook – uiteraard onder voorbehoud van de ontwikkelingen rond het virus – een bomvol jaar vol talentontwikkeling, producties, presentaties en expedities.

deBuren
deBuren is het Vlaams-Nederlands huis voor cultuur en debat, gelegen in Brussel. Het bevordert de culturele en maatschappelijke samenwerking en uitwisseling tussen Vlaanderen en Nederland door te presenteren, te produceren, te inspireren en te verbinden. Er wordt gestreefd naar inclusie, stimuleren talentontwikkeling en duurzaamheid.

Leeuwarden City of Literature
Sinds november 2019 is Leeuwarden UNESCO City of Literature. Met deze blijvende titel investeren stad en provincie in een professioneel literair klimaat, een internationaal netwerk en het zo toegankelijk mogelijk maken van literatuur.

     

 

 

Marie Borremans studeert Woordkunst aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen en werkt als onderzoeksjournalist. Het liefst maakt ze verhalen die grenzen opzoeken: tussen realiteit en fictie, tussen proza en poëzie, tussen tekst en geluid. Ze publiceerde in de Sampler 2019 van Das Mag en werd tweede in schrijfwedstrijd Write Now!.

Raymond Muller werkte de afgelopen negen jaar als freelance acteur en theatermaker voor onder andere Tryater en zijn eigen theatercollectief Illustere Figuren. De laatste jaren werkt Raymond ook veel als schrijver. Dit jaar schreef hij een van de vertellingen van Tryater’s voorstelling 1000&1 nacht. Verder schreef hij onder andere teksten en scènes voor Under de toer (LF2018), Illustere Figuren en leverde hij tekstbijdragen voor voorstellingen van Tryater waar hij als acteur en maker bij betrokken was. Als vrij werk schreef hij een reeks stadsge(z)dichten met als uitgangspunt specifieke locaties in Leeuwarden. Momenteel werkt hij aan de voorbereiding van twee nieuwe toneelteksten voor grote openluchtspelen in de provincie.