Is dit echt?
Koen Frijns is Curator van het Onzichtbare en selecteerde drie schrijvers die je om beurten hier leest
Dit keer doen we het helemaal anders! De Curator van het Onzichtbare is geen oude rot in het vak, maar een maker van Wintertuin, Koen Frijns. Koen zit al meerdere jaren in het talentontwikkeltraject van Wintertuin. We vroegen hem welke jonge schrijvers het in de gaten houden waard zijn, hij koos Ravi Ram, Rosanna ten Have en Rosa Vlogman.
Koen heeft veelvuldig geschreven over zijn tijd in het tankstation en de paardenstal en zelfs Frino zag zijn levenslicht tussen de drukpersen en autobanden van de vuilnisstort. Daarom vroeg Koen Ravi, Rosanna en Rosa: wat is/was jouw literaire bijbaan? Ter introductie schreef Koen onderstaande tekst.
Ik zat in het eerste jaar van de opleiding Creative Writing toen een klasgenoot tegen me zei: âAls ik schrijf ben ik een mens en als ik in de supermarkt werk, ben ik een schrijver.â Ik wist niet helemaal wat het betekende, maar de zin resoneerde. Ik besloot zijn stelling te testen door een kort verhaal te schrijven over mijn bijbaan in het tankstation. Ik stelde een aantal voorwaarden, zo ik mocht alleen schrijven als ik aan het werk was en in de tekst mochten alleen personages voorkomen die ik tijdens werktijd ontmoette. Het experiment resulteerde in een serie korte scĂšnes over een jongen die met kerst een gehaktbal eet met een bouwvakker, een allergische reactie krijgt van de pesticiden waarmee hij de ventweg moet bespuiten en de vieze joggingbroek die hij altijd aan heeft.
Jaren later durf ik wel te stellen dat al mijn bijbanen een blijvende invloed hebben gehad op mijn schrijverschap. Voor Frino, een brabohopduo waar ik in zit, schrijf ik regelmatig teksten in het Brabants waarin ik zinnen verwerk die ik hoorde toen ik nog bij de vuilnis werkte. Maar ook als toneelschrijver put ik graag uit mijn werkende verleden. In mijn toneelstukken laat ik personages in een verminkte taal spreken, zoals ik die als Deliveroo-koerier soms opving in het voorbijgaan.
Nu zou ik een nieuwe lichting getalenteerde schrijvers willen vragen hoe hun bijbaan zich verhoudt tot hun schrijversschap. Twee schrijvers die net zijn afgestudeerd van de schrijfopleiding op ArtEZ, en waarmee ik het genoegen heb gehad om hen te zien voordragen of les te geven, en een ArtEZ-alumnus die vorig jaar debuteerde bij Uitgeverij de Harmonie. Alledrie met interessante bijbanen.
De eerste, Ravi Ram, is eindredacteur voor online/tv-programmaâs. Voor haar afstudeerwerk schreef ze een chanson die door merg en been ging over een jongen die op een dak zat. Er is zelden een moment geweest dat ik zo blij was dat ik op de eerste rij van een theaterzaal zat. Ik heb dit nooit tegen haar gezegd, maar ik moest een traantje wegpinken tijdens haar performance.
De tweede is pizzabakker Rosanna ten Have, die de prachtige novelle Badje 3 schreef over een jonge vrouw die zich aansluit bij een zwemclub om letterlijk te leren drijven. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman bij Uitgeverij Cossee.
Tot slot vroeg ik Rosa Vlogman die de literaire wereld bestormde met haar wervelende debuutroman Raaf, over een verstikkende relatie tussen moeder en zoon. Naast schrijver is ze ook tarotlezer.
Nog steeds heb ik geen idee wat de observatie van mijn klasgenoot nu werkelijk betekent. Maar misschien brengen de overpeinzingen van deze wonderlijke schrijvers me een een stukje dichterbij een antwoord.
Is dit echt?
Ik heb een goed oog voor leugenaars. Dat lijkt een nobele eigenschap, een soort eigenschap dat in verhalen wordt toegedicht aan de pure hearted, maar in werkelijkheid brengt het vaak een hoop gedoe met zich mee. Ik heb namelijk een zeer goed oog voor de leugens die we onszelf vertellen. En die leugens zijn soms alleen maar leugens omdat ze nog niet ontdekt zijn als de waarheid. Daarmee bedoel: ik zie wat anderen zelf nog niet willen zien en misschien wel nooit willen zien in zichzelf.
Ik weet niet zeker of dat me een goede of een slechte tarotlezer maakt. Mensen boeken vaak een tarotlegging om hun leugens ontkracht te zien worden. Als de leugen ontkracht is, kan er weer verder gekeken worden dan het beperkende wereldbeeld waar ze een tijdje in rondliepen. De leugen ligt vaak al in de vraag geformuleerd. Er ligt magie in de woorden die we onszelf elke dag vertellen, we bevestigen of ontkrachten een bepaald idee over onszelf: dit kan ik niet / ik ben nou eenmaal zo / ik doe aaaaaltijd.
Iemand stelt me een vraag in een tarotconsult en ik weet het antwoord op die vraag al voordat ik de kaarten heb getrokken en heb opengelegd. We stellen allemaal dezelfde vragen, we vertellen onszelf allemaal dezelfde leugens: ben ik genoeg / ben ik teveel / word ik ooit heel?
Elke tarotkaart heeft een handvol betekenissen, afhankelijk van de kaarten die eromheen liggen, afhankelijk van de vraag, afhankelijk van de persoon die de vraag stelt. Ik weet bijna altijd meteen welke betekenis klopt, of welke vraag ik moet stellen om de juiste betekenis te achterhalen.
Om de distinctie tussen waar en niet waar te maken is intuĂŻtie nodig. Ik krijg het gemakkelijkst contact met mijn intuĂŻtie, als ik alleen ben, en schrijf. Dus gaf ik schriftelijke tarotleggingen. Dat ging zo: iemand mailde of belde me met een vraag, en we maakten die samen zo concreet mogelijk. Daarna ging ik, alleen, in meditatie en trok een aantal kaarten. Daar kwam eigenlijk altijd een coherent verhaal uit, het was alsof ik alleen maar hoefde te kijken, en op te schrijven wat ik zag. Als ik alleen was met de kaarten werd er altijd precies duidelijk wat er gezegd mocht worden.
Het voordeel van schriftelijke tarotleggingen aanbieden, is dat je weinig feedback krijgt; het nadeel van schriftelijke tarotleggingen aanbieden, is ook dat je weinig feedback krijgt. Het is als het schrijven van een brief: je hoopt dat de afzender de minutieuze uitwisselingen die normaal van persoon tot persoon bestaan â blikken, het optrekken van een wenkbrauw, het lichtelijk opensperren van je ogen â terugleest in je woorden en zich daarin net zo gezien voelt als in een fysiek samenzijn. ik vraag me af of ik schrijf zoals ik praat, of ik terug te lezen ben in de woorden die ik schrijf.
Toen mijn geliefde en ik net samenwoonden, hadden we een gesprek over schrijven en intimiteit â een gesprek dat mijn eigen beperkte wereldbeeld aan het wankelen bracht, zoals alleen gesprekken met mensen die je echt zien dat kunnen doen. Hij stelde vragen, gaf zijn eigen mening niet, maar was oprecht nieuwsgierig naar hoe ik de dingen zag. Maar door zijn vragen wist ik opeens niet meer zeker hoe ik de dingen zag. Ik zag angst waar ik moed had gezien; ik zag disconnectie waar ik intimiteit had gezien. Het was alsof hij precies zag waar ik tegen mezelf loog â wat ik als een van mijn grootste talenten zag, bleek hij ook te bezitten.
Tot dit gesprek had ik schrijven altijd ingezet om intimiteit te ontwikkelen, tussen delen van mezelf, en tussen mezelf en de lezer. Nu ik samenleefde en elke dag gezien werd, bleek intimiteit iets heel anders te zijn, en leek alles wat ik daarvoor intimiteit noemde een halfslachtige poging tĂłt. De vragen die hij stelde, leidde tot meer vragen die ik mezelf stelde: is mezelf delen in mijn schrijven intimiteit met een lezer opbouwen, of is het een vervanging van intimiteit met geliefden? En: zou ik de neiging tot het delen van mijn schrijven nog hebben als ik werkelijke intimiteit ervoer in mijn dagelijks leven? En: betekent intimiteit bij een lezer zoeken dat ik een gebrek aan intimiteit in mijn fysieke leven ervaar?
Het was alsof in dat gesprek met mijn lief mijn eigen, meest dierbare leugen ontkracht werd: âIk kan alleen intimiteit aangaan in tekst. Ja, ik ben assertief, kwetsbaar, dapper, diepgaand, nieuwsgierig en liefdevol, maar alleen op papier.â
En van schrik kon ik een paar maanden niet schrijven. en van schrik solliciteerde ik op een vaste baan in het onderwijs.
En toen de schrik ging liggen, en de leugen open en bloot voor me lag, zijn buik naar me toegedraaid, bleef ik over met het volgende besef: ik hoef me nergens meer te verstoppen, ik mag me ook laten zien buiten het verhaal dat ik over mezelf vertel om.