De Langste Nacht

Oumaima Belkhdar Willem Baltussen  - 21 december 2023

Op vrijdag 22 december vindt de kortste dag van het jaar plaats. Waar de dag kort is, wordt de nacht lang. Voor de één een moment om enorm tegenop te zien, voor de ander de knuste tijd van het jaar. Eeuwenlang wordt deze nacht, waarin de zonnewende plaatsvindt, gevierd en geëerd. De nachten worden korter en de temperaturen aangenamer. En hoewel zomerse tuinfeesten nog even op zich laten wachten, mag je er vanaf nu naar uitkijken.

Bij Notulen van het Onzichtbare vroegen we ons af wat we kunnen zien als we het licht uit doen. In de nacht slapen de meeste mensen, maar de wereld staat niet stil. De één zal de nacht in een kroeg doorbrengen, de ander slapeloos in bed en een derde zal zich dromend op wereldreis wanen.

Om de nacht te onderzoeken vroegen we twee auteurs om te reflecteren op dit fenomeen. Dichter Oumaima Belkhdar schreef een gedicht in vier stukken en amateur entomoloog Willem Baltussen gebruikte nachtdieren om te reflecteren op zijn eigen leven. Ze komen om en om aan het woord en zodoende krijgen we een rijke wereld te zien. Doe het licht uit, kijk naar wat anders onzichtbaar blijft en blijf wakker(of juist niet).

 

 

Oumaima Belkhdar (1)

onze armen zijn verstrengeld in de ruimte tussen een ketter                  en terrorist

beenharen prikken gaten in de eendimensionale kamer tussen melkachtige ogen
stop me achter glas wanneer de laatste koning knielt voor een pop
bidt tot de pop in de citadel zonder muren 

de American Girl store telt vingers die oversteken, de magistraat trekt lijnen tussen
stoeptegels verraden waar je bent geweest

doodt het opium in de donkere kamer
doodt de illusie in mijn gigantische hoofd
van reuzen waar een zeskoppige Godin in rood licht verdrinkt voor een mannenkoor
mijn tanden zinken in zacht plastic, ik heb verziekte origami handen, de ontslagen
syndicus stikt in een Amerikaanse droom

o jij narcistische circusdirecteur, kus me met jouw kraaiengezicht
doorboor de twijfelaar die over jouw schouder bungelt
mijn bochel is gevuld met wat niet druipen kan  

wees de profeet die terugkeert
wees de profeet die terugkeert
van het donker

keer terug van waar geen maagden wonen, bekeer je tot het monster dat ontpopt
wanneer een kind zich verstopt voor de koning die knielt in de American Girl store
schuif een dolk 

in wat terug kan steken 

 

 Willem Baltussen – Nachtpauwoog

Op een vlindersoort verliefd worden, het gebeurt me elke keer weer. Van de Spaanse pijpbloemvlinder tot de kleine weerschijnvlinder, van het roesje tot de groene klaverpage. Zoals ik één voor één verliefd werd op de mooiste meisjes van mijn basisschoolklas, ga ik ook de schoonste Europese vlindersoorten af. Vergelijk het maar met dat nieuwe liedje van je favoriete artiest waardoor je je verheugd op de afwas of die nieuwe zachte sloffen die je gelijk aantrekt als je thuiskomt, dat gevoel.

Meestal val ik voor een dagvlinder. De kleurrijke vleugels, de vrolijke vlucht en de open houding steken blijkbaar het beste af tegen mijn donkere wereldbeeld. Af en toe komt een nachtvlinder voorbij. De wolfsmelkpijlstaart heb ik een tijd lang leuk gevonden en in mijn jeugd ging mijn hart naar één specifiek exemplaar van de lindepijlstaart. Die had zich doodgevlogen tegen een raam in de ijzersmederij van mijn oom.

Maar er is een vlinder die mij nooit verveeld. Dit is de nachtpauwoog en specifieker het vrouwtje van die soort. Een duidelijke nachtvlinder of mot: grauwe kleuren, voelsprieten als veertjes en een dikkig, behaard lichaam. Voor veel mensen klinkt dit nog niet aanlokkelijk. Maar kijk eens naar de prachtige dubbele lijn over de vleugels, die meandert als een eigenwijs beekje voordat de ruilverkaveling van de vorige eeuw Nederland rechttrok. De prachtige zwarte ogen met blauwe en gele kringen. Ze kijken je niet aan, ze liggen als edelstenen op de vleugels, prachtig symmetrisch. De gekleurde rood-roze vlekken links en rechts zorgen voor balans. Het mooiste vind ik de vorm van de vleugels. De vlinder heeft verfijnde, ronde vormen. Door de schaduwachtige kleuren aan de rand van de vleugels, lijken ze boller te staan dan daadwerkelijk het geval is.

In mijn basisschoolklas kregen we tijdens traktaties regelmatig een snoepzakje. Ik viste de snoepjes in de vorm van een gebakken ei er altijd als eerste uit, die vond ik het lekkerste. Dat sponzige witte gedeelte, ik stel me voor dat de vleugels van de nachtpauwoog zo voelen, al weet ik dat dat niet zo is.

 

 

Oumaima Belkhdar (2)

de maan zal voor jouw voeten versplinteren
en de mensen zullen zeggen dat het een illusie is

botten zullen kraken wanneer je bukt om de obesitas
ratten in jouw broekzak te voeren met de scherven
die uit jouw vingers steken 

o kind van het universum
o kind uit kannibalistisch geweld
ook jij zal terugkeren 

waar ben je?  

 

 

Willem Baltussen – Nachtdieren

Tussen de 2 en 4 jaar leert een kind om symbolisch te denken. Het kan zich dan mentaal een object inbeelden dat binnen het blikveld afwezig is. In de fase daarvoor is het kind niet bewust van het bestaan van dat object. Een bal die onder de bank is gerold, bestaat niet meer. Nachtdieren zijn die bal.

Overdag zitten ze in holen, in radiatorhuisjes of hangen ze midden in een donkere conifeer. Ze slapen of rusten uit en bovenal verschuilen ze zich voor de mensen. ’s Nachts, als de kust veilig is, komen ze tevoorschijn. Ze lopen dan over onze straten en door paadjes die ze zelf hebben gecreëerd. Samen met uitwerpselen of pootafdrukken, zijn dat de enige bewijzen die ik heb gezien voor het bestaan van nachtdieren.

Tijdens mijn ontmoetingen was ik meestal aangeschoten of dronken. Na wat bier in een warme kroeg fietste ik de donkere wereld van de nachtdieren binnen. In Nijmegen, op de Paddepoelseweg zag ik ooit een vos en op de Oude Groenewoudseweg liep een steenmarter voor me langs. Nog steeds denk ik dat ik dat ook gedroomd kan hebben. De alcoholroes onderscheid ik maar moeilijk van mijn slaaproes.

Op die nachtelijke tochten naar huis, stel ik me wel eens voor dat ik nagekeken wordt door nachtdieren, door duizenden oogjes. Er zijn veel nachtdieren, dus dat zou kunnen, toch? Meer dan 2400 nachtvlinders, 18 vleermuissoorten, dassen, vossen, egels, uilen, dat zijn heel veel ogen. Het zou ook kunnen dat de straten zo leeg zijn als dat ik ze zie. Net als die bal voor dat kind, weet ik eigenlijk helemaal niet zeker of nachtdieren wel bestaan.

  

Oumaima Belkhdar (3)

peuter de zombie los van de holle kleuters die wij ooit waren
de eenling in de kluizenaar kerft halve manen in mijn huid
met mensenklauwen, jouw virtuele dood heb ik gepropt
in de knikker die heen en weer schiet in de flipperkast waaruit
mijn armen steken, graaf dieper in de leegte achter jouw gigantische pupillen
voordat ik een been over de grens gooi wanneer je door me heen ziet
ik heb mezelf geïnjecteerd met leptine 

(rechthoeken hebben geen randen) 

vind mijn vingers kniediep in een doos Kellogg’s Frosties
met zachte gebarsten lippen, ik stok jouw adem uit
door gesplitste hoektanden tussen planken van
een vervallen voorraadkast in Halfweg 

mummificeer de tunnels die getuige zijn
van de schaduw die voor ons wankelt
achterstevoren beweegt
weet wat wij hebben gedaan
haar krommingen
hechten tijd aan lucht  

glip door de scheuren
zolang je rennen kan

LICHT UIT

 [klik]

sleep ons voor de rechter

de rechter is een koe
de aanklager een beest

[deur klapt dicht]

 

[slenterende voetstappen]
[doffe bonk]
[bel ringt] 

 

 

Willem Baltussen – Krakeling

Als kind probeerde ik de wereld te ordenen: goed en fout, arm en rijk, Nederland en buitenland, hemel en aarde, dier en mens. Die ordening was vast simpel gegaan. Een opperwezen had de dieren geschapen en iemand in de geschiedenis had ze namen gegeven. Ik was jaloers op diegene, dat leek me nou leuk om te zijn, een dierennaambedenker. Naarmate ik ouder werd, leerde ik dat de wereld complexer in elkaar steekt. Dieren zijn niet verzonnen en namen zijn vaak vele malen veranderd, bijgeschaafd en omgevormd.  

Toen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden net was opgericht, de WIC op grote schaal in mensen begon te handelen en de oorlog met de Spanjaarden nog in volle gang was, werd in Middelburg de eerste entomoloog geboren. Johannes Goedaert wijdde zijn leven aan het opkweken van rupsen tot vlinders. Alle nieuwe vormen schilderde hij na. Goedaert ontdekte de metamorfose. Hij was een vlinderpionier. 

Nog steeds gebruiken we vlindernamen die Goedaert verzon. Het lukte hem niet om alle Nederlandse soorten te beschrijven. Zo bleef er ruimte voor latere entomologen, zoals Jan Christiaan Sepp. Deze achttiende-eeuwse entomoloog schreef het boek met de prachtige titel ‘Beschouwing der wonderen Gods in de minstgeachte schepzelen, of, Nederlandsche insecten, naar hunne aanmerkelyke huishouding, verwonderlyke gedaantewisseling en andere wetenswaardige byzonderheden, volgens eigen ondervinding beschreeven, naar ’t leven naauwkeurig getekent, in ’t koper gebracht en gekleurd’. 

In dat boek werden nieuwe soorten behandeld waaronder de ‘krakeling,’ een wat simpele nachtvlinder met vier witte bollen op de voorvleugel. Met heel wat fantasie zie je krakelingen in die bollen. Volgens mij was Sepp zich er ook wel van bewust dat zijn naam vrij vergezocht was: ‘Weet echter iemand eenen beetere naam ‘er voor, zo is het my om ’t eeven, want de Naam diend toch nergens anders toe, als maar alleen om elkander te kunnen beduiden.’ 

Een entomoloog in Amsterdam zet een kop koffie en pakt daarbij een koekje, misschien wel twee. Hij kijkt nog eens naar het vlindertje voor hem en ziet die koek terug op de vleugels. Een krakeling? ‘Krakeling’ schrijft de entomoloog op papier. Is de wereld dan toch op die simpele wijze geordend? 

                   

 

 

Oumaima Belkhdar (4)

 waar ik ben? hallo, waar ben jij

hm, heb je je ooit afgevraagd
wat we deden
voordat we er waren? 

voordat… we hier terecht kwamen?
ha, toen onze voeten meeluistereden naar wat buurtantes
bij bushaltes op elkaar spugen?
vunzig
zij hebben de wildste feesten in sociale freeport krotten 

 afluisteren is een zonde 

  joh, vuur kan ons van binnenuit vreten
 en onze knieën staken toch al over de rand, maar eh
waren onze ogen gericht op die oerlelijke tandenstokers?
waar de ware aard van de mens door vlees boort? 

je bedoelt stoplichten, en nee 

 wat da- ah, keek ik eh, je weet wel? door ruiten zonder… 

gordijnen? 

ja? 

ja  

   van buiten? 

je sprong uit verveling 

of hoopte ik slechts dat ik op iets zachts zou landen? 

waarom trek je een lijn tussen wat
een voorbijganger uit een kledingcollecte vist
en wat is gezegd tegen een wasmachine
door een opgekruld lichaam dat een hand
naar jou toe reikt wanneer je niet kijkt? 

heb jij dan gevonden wat je zocht? 

Willem Baltussen – Mijn vlinderverzameling

In mijn kamer van 24m2 heb ik dik 4000 opgezette vlinders. Een walstropijlstaart uit 1951, een doodshoofdvlinder uit 1982, een grote weerschijnvlinder uit 1938. Dagelijks check ik Marktplaats, Ebay, Tweedehands.be, Catawiki. Oude collecties, daar jaag ik op. Het liefst zijn de vlinders gelabeld met data en vindplaats. Laatst las ik een zelfhulpboek over bindingsangst en toen werd mij duidelijk waarom ik dit doe. 

Ik moest van het boek een heilige ruimte opzoeken. Als ik daar was beland, mocht ik terugdenken aan momenten van onvoorwaardelijke liefde. Dat kon zijn bij een ander mens, een dier of de natuur. Het raakte me. Opeens snapte ik waarom mijn mobiel al drie jaar dezelfde achtergrond van mijn overleden kat Lientje heeft. En waarom ik duizenden euro’s heb uitgegeven aan opgezette vlinders. 

Als kind was ik al het liefste in de natuur. Ik zocht naar alles wat zes poten had. Wanneer het weiland naast mijn ouderlijk huis was gemaaid, moest ik huilen. De beestjes zouden weer even wegblijven. Op vakantie in Tsjechië, de Alpen of Pyreneeën zag ik dat de natuur nog veel rijker kon zijn. Daar vlogen glasvleugelpijlstaarten, apollovlinders en tientallen verschillende blauwtjes. Die schoonheid had ik nog niet eerder ervaren. Ik wilde al dat moois naar Nederland brengen, zodat ik er zo vaak naar kon kijken als ik wilde. 

Mijn ouders en mijn principes weerhielden me ervan met een netje op pad te gaan. Dieren doodmaken paste niet bij mijn wereldbeeld. Dus ging ik zoeken in oude schuren, op zolders, op wandelpaden en in bushokjes, overal speurde ik naar gestorven vlinders en langzamerhand bouwde ik een verzameling op. Toen ik wat meer geld tot mijn beschikking kreeg, verruimde ik mijn zoekgebied naar de online mogelijkheden, met de regel dat de vlinders enkele decennia oud moesten zijn. Inmiddels is mijn collectie enigszins uit de hand gelopen. Ik zeg dat, maar meen het niet. Een jeugddroom is werkelijkheid geworden.

Terug naar die heilige plek, waar ik ging zoeken naar onvoorwaardelijke liefde. Ik zocht naar mensen bij wie ik dat voelde, maar kon ze niet vinden. Lieve ouders, de beste vrienden en de allerfijnste relaties ten spijt, ik vond onvoorwaardelijke liefde daar waar de mens mijn verwondering niet kwam verstoren: slapend op de bank samen met Lientje of in een alpenweide vol vlinders. In mijn zoektocht naar liefde, resoneerde mijn zelfliefde alleen bij dieren. De veiligheid om schoonheid te ervaren zonder zelf veroordeeld te worden, opende mijn hart. Dat gevoel is fijn en dus haalde ik het in veelvoud naar mijn kamer. 

Met het overlijden van Lientje begin 2020, nam mijn verzamelwoede een vlucht. Ik reisde stad en land af voor kistjes vol oude vlinders. Geregeld kreeg ik de vraag of het niet ook wat eenzaam was, zo’n hobby die je niet met anderen deelt. Zo voelde dat niet. Ik voelde me begrepen in mijn eigen wereldje, het voelde puur.

 

Oumaima Belkhdar (2000 zij/haar) experimenteert met poëzie, proza en scenario. Haar fantasierijke verhalen gaan vaak over het grijze gebied tussen maatschappelijke posities en identiteit. Binnen dit thema schrijft zij onder andere over mentale gezondheid, postkolonialisme, (on)mogelijke tijdreizen, vage internetgesprekken, ramptoeristen die boodschappen doen en snoepkanonnen. Zij ging in 2023 met deBuren op residentie in Parijs en heeft onder andere werk gedeeld voor Poetry Circle, Vuurland, VONK & Zonen en Mensen Zeggen Dingen. (foto door Marianne Hommersom)

Willem Baltussen is in het dagelijks leven ambtenaar bij de Provincie Brabant. Met het geld dat hij daarmee verdient koopt hij opgezette vlinders. Zijn kamer staat daar vol mee. Op vakantie wil Willem biodiversiteit en vrienden, iets wat niet altijd te combineren blijkt. Willem is lid van kunstcollectief De Naakte Waarheid. Daarmee verspreidt hij een geëngageerde boodschap. Met diezelfde lieden wordt het feestje Groeten uit Zingelong georganiseerd: een poputopie als alternatief voor drugsfeestjes. In Willems dromen komt er Ice Tea Green uit de kraan, wordt NEC kampioen, is het nooit koud, krijgen dieren stemrecht en is al het Engels raaigras vervangen door kruidenrijk grasland. (foto door Tom Verstappen)