Lievegedicht verzet je zinnen

Joost Oomen  - 11 mei 2023

In deze reeks verzetten schrijvers die ooit begeleid werden in het talentontwikkeltraject van Wintertuin je zinnen door te delen waar zij nu mee bezig zijn. Joost Oomen, wiens Wintertuintijd alweer even geleden is, vroegen we hoe de periode in aanloop naar zijn poëziebundel Lievegedicht (2023) eruitzag. 

 

Gedichten zijn nat

Dus zat ik op een Portugees bankje, een uitklapbed eigenlijk, naast een pingpongtafel met daarop twee batjes met onder één van hen geklemd een oranje balletje en ik mocht niet aan dat batje komen, of eigenlijk wel aan dat batje maar ik mocht niet daadwerkelijk pingpongen. E. zou niet met mij komen pingpongen voordat ik minstens twee gedichten had geschreven. Het was warm in het pingpongschuurtje, de zon stond vol op de ramen aan de achterkant. Ik had best kunnen liegen en zeggen dat ik al twee gedichten af had, maar dat ze nog te pril waren om te delen en dat we dus nu konden gaan pingpongen. Toch deed ik dat niet. Ik probeerde het wel, maar als ik naar de deur liep besloot de deadline die met koeienletters in mijn agenda stond mijn buik te bestormen en liep ik toch weer terug, het al opgepakte pingpongbatje en balletje in mijn hand.
Dus zat ik op een bankje, een uitklapbed eigenlijk, met het pingpongbatje in mijn hand, het oranje balletje hooghoudend en hopend dat er snel een gedicht zou komen. Een hagedisje schoot weg over de witte muur. Buiten blafte een Portugese hond. Ik had mijn telefoon expres boven op bed laten liggen, maar mijn hand zocht toch onwillekeurig in mijn broekzak om de verveling te verdrijven. De zon viel in het blauwe zwembad. Naast dat zwembad las E. een boek. Zij was op vakantie. Ik was aan het werk.

– Een boek van Ingrid Jonker openslaan en het weer dichtdoen na drie regels.
– Drie regels opschrijven, maar er anderhalf weer van doorkrassen. Dan alles doorkrassen.
– Het pingpongballetje hard wegslaan, kijken waar het naartoe rolt. Het weer gaan pakken.
– Andere dingen in het schuurtje bekijken (snorkel, schepje, Engelstalig boek met schimmel op de rug, tennisracket voor kinderen, plastic jeu de boules-set, dartpijltjesvlaggetjes met Brits motief).
– Rond de tafeltennistafel lopen. Gaan liggen op het bankje. Weer gaan zitten op het bankje.

Dus zat ik op een bankje, een uitklapbed eigenlijk, en vroeg ik mij af waar gedichten eigenlijk zijn voordat ze geschreven worden. Ik moest die week naast een dichtbundel ook een stuk over de staat van het verhaal schrijven (hier te lezen) en ik verdiepte mij in Jack Spicer, die stelde dat gedichten niet door de dichter verzonnen worden, maar door de dichter heen reizen en afkomstig zijn van marsmannetjes. Voor een paar dagen van die vakantieweek geloofde ik dat ook, maar vroeg of laat moet je eraan geloven (bijvoorbeeld na het opzoeken van een foto van mars en zien dat het daar onbehoorlijk droog en stoffig is) dat gedichten onmogelijk van mars kunnen komen, omdat marsmannetjes simpelweg niet bestaan. Maar waar komen gedichten dan wel vandaan?
Gedichten zijn nat, dat leerde ik die week. Het is denk ik daarom dat ik het makkelijkst op zinnen kom wanneer ik lang onder de douche sta. Gedichten zitten in je hoofd en in je hoofd zitten je hersenen en die hersenen zijn nat. Ergens in die grijze smurrie in het donker zitten herinneringen, dingen die je ooit gezien, geroken of geleerd hebt, maar waar je vervolgens soms wel twintig, soms wel vijftig jaar niet aan denkt. Toch bestaan ze daar. En af en toe, tijdens het schrijven, bots je tegen zo’n herinnering (een geluid, een ritme, een kleur, een gevoel) terwijl je eigenlijk aan iets heel anders probeerde te denken. Dat ligt dan misschien in die grijze smurrie naast de herinnering waar je eigenlijk actief aan dacht, of eigenlijk helemaal niet actief aan dacht maar die de wereld aan je opdrong door een liedje op de radio of wolk voor de zon, maar omdat het er naast ligt wordt die herinnering óók aangezet en resoneert die mee als een soort boventoon, een grote terts omhoog.
Dus zat ik op een bankje, een uitklapbed eigenlijk, en buiten blafte een hond. Onmiddellijk dacht ik aan de glasbak in het dorp waar ik ben opgegroeid, die op een achterparkeerplaatsje stond en waar geen hond in de buurt was. En aan dennenbomen en vervolgens aan fanfares, hoewel ik fanfares nog nooit bij een dennenboom in de buurt heb gezien. Maar dat denken deed ik niet echt, het rolde meer mijn hoofd uit en voordat ik die samenhang voelde, stond het al op papier. Ik weet dat die glasbak in dat gedicht de glasbak uit mijn opgroeidorp is, maar hoe ik dat weet en waarom het samenhangt met een blaffende Portugese hond, weet ik dan weer niet.
En hoe kan het dat een gedicht dat teruggrijpt op de grijze smurrie in het donker in mijn hoofd, navoelbaar is voor ieders grijze smurrie in ieders donkere hoofd? Slaat iedereen een hondje naast een glasbak op?

 

Gedichten

er zijn er al zoveel van
ik kan beter een beetje gaan vliegeren
er zijn betrekkelijk weinig vliegers
in de lucht

en dan heel in de verte een zilveren fanfare
alsof diezelfde lucht voorzichtig een dennennaald
verliest van een grote den
iets wat je net wel net niet kunt horen

het rinkelen van de glasbak op een avond in de vakantie
het rinkelen van de glasbak waardoor een jonge hond
begint te blaffen

het rinkelen van de glasbak
en een vlieger in een strakblauwe lucht
boven sneeuw.

 

Tien jaar lang trok Joost Oomen langs de poëziepodia van Europa. Hij droeg voor in kippenhokken, Portugese kastelen, de tv-studio’s van Eva Jinek en Humberto Tan, metrostations en circustenten. Hij stal het hart van het grote publiek door zijn deelname aan De Slimste Mens, waarna zijn shows op De Parade, Lowlands en Oerol in groten getale werden bezocht. Ook zijn boeken en zijn columns op Instagram en in de noordelijke dagbladen kennen een trouwe schare fans. Het enige wat nog ontbrak? Een dichtbundel.

Lievegedicht verscheen in maart 2023 bij Querido en is zowel daar als (online) bij je lokale boekhandel verkrijgbaar.

Talentontwikkeling Wintertuin

Bij Wintertuin bieden we literair talent aandacht en ruimte om te kunnen groeien. Dat doen we op verschillende manieren. De meest intensieve vorm is ons talentontwikkeltraject voor beginnende literaire makers. Gedurende dit driejarige traject werkt een schrijver met twee begeleiders aan het opbouwen en professionaliseren van hun artistieke maakpraktijk. Daarnaast verbinden we de maker aan ons netwerk en platform, en bieden we ze workshops aan om hun schrijfpraktijk te verbreden en verdiepen. Tijdens deze ontwikkeltrajecten krijgen onze makers de mogelijkheid om een chapbook te maken. Het chapbook is wat een ep is voor een muzikant, een visitekaartje voor de schrijver. In de laatste fase van het ontwikkeltraject treden we op als Agent voor Talent en vertegenwoordigen we de schrijver richting uitgevers. Ben je benieuwd welke makers op dit moment in ons ontwikkeltraject zitten? Kijk dan hier.

Joost Oomen is dichter, schrijver en theatermaker. Hij publiceerde de roman Het Perenlied (2020), het reisverslag Visjes (2022) en de dichtbundel Lievegedicht (2023). Hij was stadsdichter van Groningen, won het Hendrik de Vriesstipendium voor nieuwe literatuur en werd door de Volkskrant uitgeroepen tot hét literaire talent van 2021. Ook werd hij derde bij de nationale kennisquiz De Slimste Mens. Oomen trad op van Pisa tot Ter Apel, van De Parade tot Lowlands en van Viseu tot Vlieland. (Foto door Liz van den Akker.)