Hardinxveld-Giessendam | Aanraking

Yentl van Stokkum
, Henriëtte de Deugd en Sylvia van Iperen
 - 19 mei 2020

Yentl van Stokkum begeleidt acht maanden lang deelnemers van verschillende leeftijden bij het opschreven van hun levensverhalen, eerst in de bibliotheek van Hardinxveld-Giessendam, inmiddels digitaal.

Intro | Yentl van Stokkum

Nu we van iedereen anderhalve meter afstand houden, hebben we het meer dan ooit over aanrakingen. In kranten lees ik over huidhonger en ik probeer in te schatten hoe groot de kans is dat dit het woord van 2020 wordt. Ik merk dat het idee mij opstandig maakt. Wat is immers het belang van het verlangen naar een aanraking ten opzichte van al het andere wereldleed?

Tijdens mijn lessen bij het Verhalenhuis probeer ik de nadruk te leggen op schrijven vanuit zintuigen. Zo namen de deelnemers in een van de lessen allerlei stofjes mee, om deze vervolgens zo tactiel mogelijk te beschrijven. (Een opdracht die overigens ook op deze site te vinden is, in de vorm van een workshop Schrijven op de tast.) In de les vroegen de deelnemers en ik ons voortdurend af: hoe zorg je er als schrijver voor dat de lezer straks voelt wat je bedoelt? Hoe gebruiken we taal om een ervaring over te dragen? Om bijvoorbeeld de lezer te laten voelen hoe flanel over je blote benen strijkt.

In een latere les schreven we aan de hand van meegenomen jeugdfoto’s. Op een van de foto’s stond een pubermeisje met een stoer leren jasje naast twee even stoere jongens. Het leverde een broeierig verhaal op, over stiekem wegsluipen en de spanning tussen twee lichamen, wanneer een afstand steeds kleiner wordt.

Een psycholoog zegt in een artikel dat het aanraken van een ander van levensbelang is en ik moet denken aan een filmpje dat ik ooit zag, waarin onderzoekers een jong aapje laten kiezen tussen twee moederpoppen. De ene moederpop heeft een flesje, de ander is enkel zacht. Het aapje kiest voor honger én zachtheid. In de verhalen van Henriëtte en Sylvia zijn de zachtheid van flannel en de warmte van een lichaam voelbaar.

 

Wintergenot | Henriëtte de Deugd

Als de nachten kouder worden haal ik mijn flanellen dekbedhoes tevoorschijn.
De stof flanel voelt als een zachte wolk.
Wanneer ik ons bed heb verschoond, wil ik vroeg naar bed en mijn vermoeide hoofd op dat zachte flanel neerleggen.
Het voelt warm als de zon, zacht als de wolken en héél anders dan koud katoen.
Ik wil het flanel tegen mijn blote benen voelen.
Het is een zachte, warme stof, zo zacht als perziken op een fruitschaal.
De stof gaat soms iets pillen, daar wordt hij dan weer iets ruwer van, maar zo koud als katoen zal hij niet worden.
Ik kan de roze, flanellen pyjama niet aan, dan zou de stof van de pyjamabroek aan de flanellen dekbedhoes blijven plakken.
Het kussen van de flanellen hoes voelt als witte watten.
Ik val er moe op in slaap.
Als de zomer zich weer aankondigt neem ik met weemoed afscheid van deze zachte stof en ga weer over op koel katoen.

 

Dichterbij | Sylvia van Iperen

We zitten op een balkon in een hotel in Praag. Buiten valt de nacht en binnen horen we met enige regelmaat de oerkreten van andere medestudenten die de slaap nog niet kunnen vatten. De balkons om ons heen zijn leeg. Niet gek als je bedenkt dat er op elke balkondeur een bordje met ‘instortingsgevaar’ hangt. De balkondeuren zijn dan ook stevig gebarricadeerd met een balk. Wij zijn met z’n tweeën door het zijraam naar buiten geklommen. Een hele onderneming aangezien het raampje de grootte heeft van een uit de kluiten gewassen toiletraam.
We zitten met onze rug tegen de balkondeur geleund, met een gezonde spanning in ons lijf vanwege de gevaren die op de loer liggen. Instortingsgevaar, klasgenoten die de kamer in komen stormen of leerkrachten die ons in de gaten behoren te houden. Behoren te houden inderdaad. Want zelf zitten ze met een alcoholische versnapering in de lobby van het hotel. Waarschijnlijk van betere kwaliteit dan hetgeen wij drinken. Een halve liter bier en een literpak witte wijn, met daarop een paar halfnaakte middeleeuwse dames afgebeeld, is hetgeen wij in het winkeltje vlak bij het hotel op de kop wisten te tikken én mee naar binnen wisten te nemen. Dronken zullen we er niet van worden, maar dat is ook niet de bedoeling. Beiden willen we een moment rust, tussen alle drukke momenten door.
We kijken uit over Praag. Waarvan alleen nog de brandende lichtjes, toeterende auto’s, het park onder ons hotel en de grote brug in de verte te herkennen zijn. We zijn stil en nemen een nip uit onze plastic bekers. Ik vraag me af: schoof hij zojuist iets dichterbij?

 

 

Klik door naar de andere Verhalenhuisteksten van deze groep.

 

Het Verhalenhuis

In Wintertuins Verhalenhuis begeleiden professionele jonge schrijvers senioren bij het oproepen en optekenen van hun eigen verhalen. In zestien bijeenkomsten zetten de oudere deelnemers zelf hun herinneringen op papier. Het resultaat wordt gepresenteerd in publicaties, in podcasts en op het podium. De beste teksten worden per editie gebundeld: verhalen over de liefde, dieren, werk en reizen. De bundels van voorgaande edities zijn te bestellen in de webshop van De Nieuwe Oost | Wintertuin. Het Verhalenhuis wordt mede mogelijk gemaakt door het Oranje Fonds en Vrienden van Solis.

Yentl van Stokkum schrijft poëzie, proza en toneel. Ze studeerde af in Writing for Performance aan de HKU en werd geselecteerd voor het talentontwikkelingstraject Slow Writing Lab. Ze stond onder andere op Lowlands, Brainwash Festival en Dichters in de Prinsentuin. Publicaties van haar hand zijn te lezen in de Tirade, de Revisor en op Samplekanon en Hard//hoofd. In 2021 ontving ze het C.C.S. Crone stipendium. Haar bundel Ik zeg Emily verscheen in maart bij Hollands Diep. (Foto door Bianca Sistermans.)