Donkere Dagen Feuilleton deel 1

Rodaan Al Galidi
, Joris Moore
 - 04 december 2020

Vier verhalen om je door de winter heen te slepen

Heb jij ook last van een winterdipje? Of kijk jij op tegen een maand lang gourmetten met de familie? Wij vroegen vier auteurs een verhaal te schrijven jullie door de donkere dagen heen te helpen. Rodaan Al Galidi, Loes Wijnhoven, Simone Zeefuik en Maartje Wortel zullen respectievelijk over Sinterklaas, Kerstmis, de jaarwisseling en blue monday een verhaal schrijven. Dompel je deze winter onder in de eigentijdse feuilleton en laat de literatuur je de feestdagen door helpen.  Bij ieder verhaal zal illustrator Joris Moore een prachtige prent maken. Dit eerste verhaal is van Rodaan Al Galidi over Sinterklaas.

 

Elk jaar voorafgaand aan Sinterklaas, als iedereen bezig is met kadootjes kopen en verlanglijstjes maken, denk ik aan die keer dat ik aan mijn vader vroeg iets voor mij te kopen. 

Het was het mooiste dat ik in mijn leven las. Een tekst gekalligrafeerd op een oude deur, die te koop stond in een winkel voor tweedehands bouwmaterialen. Die woorden maakten de oude deur magisch, alsof het een deur was die naar rust en wijsheid leidde. De deur was van donker hardhout en ik was misschien een jaar of dertien. Ik durfde mijn vader te vragen of hij die deur voor mij kon kopen. Mijn vraag verbaasde hem. Ik had hem niet eerder gevraagd iets voor mij te kopen, omdat hij, zo dacht ik, daar misschien niet genoeg geld voor had. En nu vroeg ik hem om een oude deur… Hij vroeg mij wat ik ermee zou willen. Ik vertelde hem dat de woorden die erop stonden indruk op mij maakten. De verkoper lachte. Mijn vader volgde.
‘Wie van woorden houdt, moet boeken kopen, geen deuren,’ zei de verkoper en zette de onderhandelingen met mijn vader over andere zaken voort.
Ik herinner me die deur nog goed. Vaak open ik hem in mijn geheugen om erdoor naar die middag terug te gaan, om de verkoper en mijn vader te zien. Als ik mijn ogen dan dicht doe, ruik ik nog het verse zaagsel, vermengd met roest en muf karton. Dan danst de tekst die erop stond in die mooie letters voor mijn ogen:

‘Gedachten zijn voor een hoofd net als water voor een schip. Water laat een schip zinken als het erin zit, maar eronder laat het hem zeilen. Zorg dat je gedachten op de juiste plek in je hoofd zitten.’

Ik was een dromer en vooral een denker. Het had zomaar kunnen gebeuren dat mijn gedachten mij hadden opgegeten. Ik heb altijd meer gedachten en gevoelens gehad dan goed voor me was. Teveel om verder te komen in het leven. Vaak lag ik op mijn rug, staarde naar het plafond, zat vast in mijn gedachten en deed niets. Dan stond mijn moeder een paar keer per dag bij mijn bed, en herhaalde als een kakelende kip: ‘Wat is dit, je bent oude sokken met gaten in luxe schoenen. De hele dag in bed, naar je plafond staren?’ Soms gaf ze mij een pan vol groente en een mes om ze te schillen en te snijden, zodat er nog iets uit mijn handen zou komen. Ik wist toen al hoe ik mijn hoofd kon vullen met gedachten en mijn hart met gevoelens, maar ik wist niet hoe ik ze kon legen.
Een keer zei mijn moeder tegen mij: ‘Ga naar de markt en koop drie limoenen. Nee, doe maar vijf.’ In de chaos van de markt zocht ik naar het eerste kraampje dat limoenen verkocht. Zei ze nu eerst vijf, daarna drie of andersom? dacht ik, terwijl ik naar de stapel limoenen staarde.
Een meisje zag mij staan kijken naar de de stapel limoenen. Ze stapte dichterbij en vroeg naar mijn naam. Ik keek op, zag haar glimlach en de kip die ze in haar handen hield als een boeket veren. Schuchter antwoordde ik: ‘Riadh.’ Ze giechelde met haar hand voor haar mond. Het was de eerste keer dat ze had gedurfd om met een jongen een gesprek aan te knopen.
‘Wie is dat, Nedda?’ vroeg een oude vrouw haar.
‘Riadh,’ antwoordde ze giechelend.
‘Hij is zo slecht nog niet,’ zei de oude vrouw. De rust die het meisje uitstraalde, maakte me zenuwachtig. Ik liep door, Nedda liep met me mee. Verderop kwamen ze twee meisjes van haar leeftijd tegen.
‘Wie is dat?’ vroegen ze terwijl ze mij van top tot teen opnamen.
‘Riadh,’ zei ze. Ze giechelden en legden hun handen ook op hun mond.
‘Hij is goed,’ zei de een. Nedda glimlachte en volgde mij weer. Een oude man met een kar vol kooien met kalkoenen reed langs ons heen.
‘Is dat Riadh?’ vroeg hij.
‘Ja, dat is hij,’ zei Nedda.
‘Zo slecht nog niet, hoorde ik?’
Ik liep zwetend verder. Ze doet net alsof ik een jurk ben, dacht ik verward. Of een haan die ze voor haar kip heeft gekocht. Ik dacht dat ik nooit zou loskomen van haar en wist niet goed wat ik met de situatie aan moest.
‘Sorry, ik moet gaan,’ zei ik kortaf. Daarop deed ze iets wat ik niet verwachtte: meteen zwaaide ze naar mij, en liep door om te verdwijnen in de drukte. Ik bleef staan, nu nog meer in de war.
‘Waar is Nedda?’ vroeg een vrouw.
‘Ze is weg,’ zei ik.
‘Och, zo is ze nu eenmaal. Nooit vindt ze iemand goed genoeg.’

Toen bleek dat ik haar zo makkelijk van me af had kunnen schudden, besefte ik hoe dom het was dat ze me angst had aangejaagd. Ik realiseerde me te laat dat het geluk juist naar mij had geglimlacht, terwijl ik dacht dat het mij wilde bijten. Zwetend ging ik het huis weer binnen. Mijn moeder vroeg of ik de vijf limoenen had gekocht.
‘Ga en koop het zelf maar,’ zei ik. ‘Bijna hadden ze me mijn leven gekost.’ In plaats van gelukkig zijn door de droom die ik net had ontmoet, begon ik spijt te krijgen dat ik haar had laten gaan. Ik gooide mezelf op mijn rug op bed, staarde naar het plafond en liet de spijt mezelf van binnen verslinden. Een keer zei ik tegen mijn moeder dat ik misschien naar het bos moest gaan om takken te hakken. Ze kocht een bijl en leende een muilezel van haar neef, maar ik ging niet. Ze verkocht de bijl, gaf de muilezel terug en siste die avond tegen mij: ‘Je bent verwend en lui. Zolang je hier blijft liggen en naar het plafond blijft staren, gaat het niet goed met je komen.’ Toen ik op wilde staan om de bijl te zoeken, zei ze: ‘Jij hebt geen bijl of muilezel nodig, maar een wonder dat het bos naar je kamer brengt.’
Dat was voor mij het moment dat ik besefte dat ik om door te gaan met mijn leven mijn gedachten en mijn gevoelens mij moest laten volgen als twee puppy’s en niet ik hen als twee leeuwen.
Nedda heb ik nooit meer gezien. Ze leek op mijn pad gekomen om een zaadje te planten, dat nooit kon uitgroeien tot een boom. Nedda was het symbool voor niet denken, niet voelen, maar gewoon doen. Openstaan voor wat op mijn pad komt en naar het verleden kijken met gevoelens van verlangen, niet van spijt. 

Elk jaar rond deze tijd, voorafgaand aan Sinterklaas,als de dagen opeens zo kort zijn dat het lijkt alsof de zon nooit heeft geschenen. Als het donker zo onverwacht snel valt, dat ik van mijn fiets moet stappen om de lichten aan te doen. Als ik me constant afvraag of ik mijn handschoenen aan moet doen of niet. Als de winter er nog niet is, maar iedereen weet dat die lange donkere maanden voor ons liggen, pak ik mijn gevoel in als een sinterklaaskadootje.
De gedachten aan Nedda zijn de surprise, en de tekst op de oude magische deur het gedicht. En als het pakjesavond is, lees ik de dansende letters hardop aan mezelf voor, maak ik voorzichtig de surprise open, en vind daar mijn verlangen, waar ik de winter mee door zal moeten komen.
Ik probeer niet te veel te denken en mijn gedachten de zee te laten zijn, waarop mijn schip rustig door mijn dagen vaart over de oneindige oceaan. Simpelweg verdwalen op weg naar mijn dromen, tot ik aankom op een plek waar ik thuis ben. 

 

 

Joris Moore is ondanks zijn exotische achternaam een rasechte Nijmegenaar. Hij studeerde Illustration Design aan ArtEZ in Zwolle, waar hij in 2019 afstudeerde. Zijn werk kenmerkt zich door een veelvoud aan vormen en functies. Hij ontwierp affiches voor onder andere Doornroosje en shirts voor bands als Rolling Blackouts Coastal Fever. Daarnaast maakt hij ook schilderijen en collages waarmee hij onder andere in galerie NEUS exposeerde.

Rodaan Al Galidi is een uit Irak afkomstige schrijver en dichter. Al Galidi vluchtte na zijn studie bouwkunde uit Irak en kwam in 1998 in Nederland terecht. Om de Nederlandse taal onder de knie te krijgen ging Al Galidi schrijven en dichten. Vanaf 2000 verschenen er verschillende gedichten en romans van zijn hand. Voor een gedicht uit ´Groen´ kreeg hij zijn eerste prijs: de El Hirzja-literatuurprijs 2000. Met zijn boek ‘De autist en de postduif’ won hij in 2011 de Europese Unie-prijs voor de letteren voor Nederland. In datzelfde jaar zakte hij voor zijn Nederlandse inburgeringstoets. Over zijn ervaringen in het AZC verscheen de roman Hoe ik talent voor het leven kreeg. In januari 2016 werd dit boek gekozen tot DWDD boek van de maand.