Vogellichaampje

Storm Vogel  - 06 mei 2021

Samenwerking met boekhandel Savannah Bay

Boekwinkel Savannah Bay presenteert speciaal voor Notulen van het Onzichtbare drie talentvolle en dierbare auteurs. In aflevering twee: Storm Vogel. De eerste bijdrage van Kalib Batta vind je hier

 

Vogellichaampje

Ik ben verliefd geworden op een persoon, als ik bij hen ben lijkt het alsof ik door hen heen val naar een andere kant, een andere plek. Hen heeft twee namen, net als ik, al wilde ik dat de ene verdwenen was. We noemen dat een dode naam. Dood en begraven. Maar na je dood leeft juist je naam nog als langste voort: in documenten bijvoorbeeld, of op je grafsteen. Ik hoop dood te gaan met mijn eigen naam.

Mijn vader had een collectie skeletten in zijn atelier. Ik ging vaak kijken naar de schedels, van een kat, een reiger, een schaap. Er waren twee menselijke schedels, één grote en één kleine, van een kind. Die paste in mijn hand.

Op een dag vond ik een dode vogel, een merel, het lijfje nog warm. Mijn vader begroef hem in ons achtertuintje. Ook toen het gat allang dicht was, wist ik nog precies de plek. Er lagen meer dieren daar. Als ik in de tuin was, was ik me altijd bewust van het vogellichaampje. Onder lagen aarde, in het donker, de veren en de botjes intact, de ogen open. Ik stelde me voor dat de dode merel wachtte.

’s Avonds voor het slapengaan zei ik mijn gebed. Elke dag hetzelfde. Ik noemde alle mensen en dieren die ik kende en vroeg aan god of hij over ze wilde waken. Ik moest iedereen noemen, ook de kraai die ik ooit vond, onze kat Boris, en de merel. Anders vergat god ze.

Ik ken hen nog maar net, mijn dode naam voelt als een geheim. We staan op de pont naar Noord, de wind warm om ons heen, de zon hoog. Vooraan op de pond, als boegbeelden, kussend voor onszelf en voor de toeristen die met ons op de pont staan, rode fietsen balancerend tegen hun lichamen om selfies te kunnen nemen. Overal om ons heen mensen met namen die anderen ze gegeven hebben.

We springen van de kade af het IJ in. Het water is brak, een verdunde zee. Onder water spreid ik mijn armen en benen en laat ik mezelf zweven. Op de kant drinken we bier, rollen we sigaretten. Hun donkere haar plakt aan hun voorhoofd. Ik wil dat hen me kent. Met natte haren gaan we elkaars littekens af, waardoor kwamen ze? We vragen elkaar waar we opgroeiden, op wie we verliefd waren, wie onze moeder was. We vragen elkaar niet hoe we toen heetten.

Ik had thuis geboren moeten worden, maar mijn hart stopte er even mee. Ik kwam op de wereld in de ambulance. Toen ik huilend in de armen van mijn moeder lag, keek mijn vader naar me en dacht: die wil hier niet zijn. Ik was klein, kleiner dan de meeste baby’s. Mijn ouders namen me mee naar huis in een kartonnen doos. En ze gaven me een naam.

Ik heb mijn naam nu een jaar. Ik heb mezelf aan mensen voorgesteld in dat jaar, met deze naam. Er zijn mensen die mijn dode naam niet kennen. Als mensen me nu bij mijn dode naam noemen, voel ik me vies. Ik schaam me voor de fout van mijn ouders, die me benoemden zonder me te vragen wie ik was.

We liggen in bed in mijn kamer waar de hitte is blijven hangen, onze lichamen zijn plakkerig van het IJ en het zweet. Hen kent mij alleen zo, met deze naam. Ik vraag me af of ik in mijn naam zal groeien, zodat die me past, al denk ik dat geen naam me ooit echt zal passen, in elk geval niet maar één. Misschien moet ik elke week een nieuwe naam nemen. Hun gezicht is zo dichtbij het mijne dat mijn ogen soms niet scherp kunnen stellen, af en toe bekijk ik hen even van een afstandje om hen goed te kunnen zien. Mensen vertellen elkaar geheimen om elkaar te leren kennen. Als ik hen een geheim vertel, zeg ik daarmee dat ik hen vertrouw, erop vertrouw dat hen me niet anders zal zien dan hiervoor. Mijn dode naam komt nauwelijks over mijn lippen. Terwijl ik het zeg, kijk ik goed naar hun reactie. Er verandert niks in hun gezicht. Ik vraag wat hen denkt. Mijn nieuwe naam past beter bij me, vindt hen. Die dode naam zei iets over me wat niet klopte. Hen heeft gelijk, nu laat ik me niet meer door anderen benoemen.

De merel heeft een jaar onder de grond gelegen. Daarna groef papa hem op en zette hem bij in zijn atelier. De merel was het enige complete skelet in de collectie. Het lichaam was verdroogd. Door de lichtbruin verkleurde, bijna veerloze huid heen zag je de botjes zitten. Hij stond verstild in zijn laatste houding, de linkervleugel uitgestrekt, de rechter als een rommelig propje tegen het lijfje aan. Geen ogen. Een licht opengesperd snaveltje. Hij zag er breekbaar uit, ik wilde hem aaien, maar was bang dat hij dan uit elkaar zou vallen. Toen de merel eenmaal boven de grond was, dacht ik niet meer elke dag aan hem.

Illustratie: Storm Vogel

Savannah Bay

Savannah Bay is een zelfstandige boekhandel in hartje Utrecht en is voortgekomen uit de eerste vrouwenboekenwinkel in Nederland: de Heksenkelder. Vandaag de dag is Savannah Bay een ontmoetingsplek met een actieve community van lezers, schrijvers en vrijwilligers. De winkel organiseert regelmatig evenementen, zoals Queering the City of Literature, en is gespecialiseerd in literatuur, poëzie, genderstudies, postkolonialisme en LGBTQIA+. Neem een kijkje in de webshop of kom langs in de winkel.

Voor meer info over Savannah Bay, wijzen we je graag op hun website, Instagram, Facebook en Twitter.

 

Storm Vogel is opgeleid tot theatermaker en docent. Hen schrijft verhalen geïnspireerd op hun leven als non-binair persoon in een binaire wereld. Hen schreef bijvoorbeeld voor Lilith Mag, Queering the City of Literature en Other Futures. (Foto: Josefien Hoekstra)