Advies aan een dochter

Alara Adilow  - 24 november 2022

Voor onze rubriek Raad van Advies vragen we schrijvers die net een boek uit hebben om een tip die voortkomt uit dat boek. Dat kan een ander kunstwerk zijn dat inspiratie gaf tijdens het schrijven, maar bijvoorbeeld ook een levensles die voortkomt uit het boek. Op die manier bieden we je een tip in een tip! Want naast de genoemde tips word je ook geattendeerd op het nieuwe boek van de schrijver in kwestie. Dit keer lees je een tekst die Alara Adilow in het kader van haar debuutbundel Mythen en stoplichten schreef. Ook benieuwd naar de andere bijdragers aan Raad van Advies? Klik vooral even door.

 

Raad van Advies | Advies aan een dochter

Je smeekte je moeder of ze je alsjeblieft wilde accepteren als een dochter. Ik ben gevraagd om je te adviseren. Ik zou willen zeggen: ‘Laat los,’ Maar hoe kun je een moeder opgeven. Ik weet ook dat je haar hebt gebeld nadat je haar drie jaar niet gesproken had, dat je haar stem wilde horen, kijken of ze direct ophing of juist niet. Ik weet dat je weer in dat huis wilde zijn. Je belde en liet de telefoon twee keer overgaan, en hing op, de angst pakte je beet, gooide je door allerlei herinneringen heen. Ze belde terug, jij twijfelde, maar je nam toch op. Ze herkende je stem niet, jij wist dat je niet kon zeggen dat ze met de persoon van het gedicht sprak, niet kon zeggen: ‘Ik ben het je dochter,’ want ze zou laaiend zijn. Dus verklaarde je in stappen: ‘Ik heb bij je gewoond, jouw dochter is mijn zus.’ Alles om te vermijden dat je moest zeggen: ‘Ik ben je dochter.’ En nooit zal je kunnen zeggen: Ik ben het,’ en de verkeerde jongensnaam noemen, en zeggen: ‘Ik ben je zoon.’ Want dat is niet zo. Ik weet dat jullie gesprek vaag verliep, ze zei dat ze altijd van haar zoon zou houden. Altijd, altijd, maar ze was ook boos, zei dat als je echt van haar hield je dit nooit zou doen, de leugens van de scientist, de leugens van de duivel. Ik weet dat je haar vast wilde houden, dat je hoopte dat ze zou zeggen dat alles oké was, dat ze begreep dat je geboren was in het verkeerde lichaam. Ook weet ik dat jij je verscheurd voelt, een verrader, je hebt je rug naar haar toe gekeerd, je wist dat ze dat nooit zou accepteren, al hoopte je stiekem van wel. Maar er was geen keuze, je hebt geprobeerd haar zoon te zijn, uit liefde. Maar het lichaam stond dat niet toe, nooit meer die nachtmerrie, leven als een jongen, dat is de echte hel. Het ergste van het gesprek was, dat jij je moeder weer hoop gaf. Of misschien bleef ze sowieso altijd hopen, dat haar kind, haar zoon zou terugkeren, zoals haar kind dat vaker deed, als hij gelogen had of iets fouts had gedaan. Hij kwam dan terug en knielde voor de vrouw die haar kind als mythologisch figuur zag. Haar liefde en kracht, grootser dan vele heelallen. Maar ik wil je adviseren niet meer te huilen. Ik weet dat je hele dagen werkt, en niet meer slaapt, dat je in het schrijven probeert te zoeken naar het nut van het leven, dat je nooit echt relaties meer kan aangaan, want wat je het meest dierbaar was, ben je verloren. Ik weet dat je een moeder zocht, in oudere dichteressen die je hielpen en ondersteunden, die naar je luisterden, je moeder afkeurden. Ik weet hoe jij tegen hen zei: ‘Het gekke is dat ze er niks aan kan doen, het is gewoon die ideologie, dat wereldbeeld.’ Jij ervaarde dit nog meer na het gesprek, na haar drie jaar niet gesproken te hebben. Ze zei: ‘Ik hou heel veel van je, je bent mijn zoon, je bent het enige wat ik heb, maar ik kan het niet accepteren, Het is een ziekte, maar wat kan ik zeggen? Wat kan ik doen? Ik ben blij dat je aan mij denkt. Abdul Aziz is mijn beste zoon, ik hou heel veel van hem. De duivel liegt tegen je. Ik heb je negen maanden gedragen. Je kan niks anders worden dan wat Allah van je heeft gemaakt. Je zou Allah moeten kennen. Je ging naar Tabligh – dus ik zou moeten weten dat de duivel liegt elke keer als ik je foto zie. Allah maakt geen fouten. Maar dag is niet nacht.’ Tranen, tranen. Ze zegt: ‘Mijn moeder belt en mijn familie belt. Ik kan ze niet vertellen wat jij me hebt verteld. Ik kan ze dat niet vertellen Ze zullen zeggen dat ik gek ben. Dat ik ziek ben.’

Jij kan met schrijven niks ongedaan maken, niet het lichaam veranderen, je kan niet de tijd terug draaien, al je fantasieën, en je verbeeldingen: dat je speelde als meisje met je moeder in het park, dat je het huis inliep als een tiener, een meisje.
Tekst kan nooit je moeder zijn, je hoeft je niet te bewijzen, je kan je verdriet niet uit je schrijven, zoek vriendschappen, zoek liefde, laat los. Je bent geen verrader, of een zwakkeling. Je bent een vrouw en dat zag ze niet, wist ze niet. Je moeder denkt dat er van jou een vrouw gemaakt wordt, maar dat klopt niet, je was altijd al vrouw en je was juist een jongen gemáákt. Treur niet. Rust en zoek affectie. Wat anders kunnen die wonden in je niet helen. Zeker tekst niet, zeker literatuur niet, enkel affectie, mijn zusters.

 


’s Avonds brei ik nieuwe stoffen aan de representaties van de vrouw die ik bij een tweedehandswinkel heb gekocht. Sommige versleten, sommige gloednieuw; nooit gedragen, in feilloze conditie weggedaan. Misschien stond het niet, of was het te prijzig. Sommige waren stoffig en bedekt met olie en bloedvlekken, opgedroogde melk die ik moest schoonpoetsen waardoor de kleuren en structuren van sommige representaties vervaagden. Ze zeggen: 
niemand weet wat een vrouw echt is, en niemand heeft ooit een echte vrouw gezien.

Mythen en stoplichten verscheen in april 2022 bij Prometheus en is zowel daar als (online) bij je lokale boekhandel verkrijgbaar.

Klik door voor meer Raad van Advies.

 

Alara Adilow is een dichter van Somalische afkomst, woonachtig in Amsterdam. Ze publiceerde poëzie in onder andere De Gids, Het Liegend Konijn, De Revisor en Tirade. Ze maakte deel uit van het NOORDWOORD Poëzietalenttraject. Momenteel is zij gastschrijver bij nY en werkt zij aan haar debuutroman Naald van de zon.