Roerstokje

Teun Grondman  - 13 juli 2022

Een ode aan het onzichtbare

In de reeks Museum van de Werkelijkheid vragen we schrijvers welk verschijnsel, object of gebeurtenis volgens hen nadere observatie en/of bewondering waard is. Zaken waar we aan voorbij lopen, die in de vergetelheid zijn geraakt of die nooit de aandacht hebben gekregen die ze eigenlijk verdienen. Het resultaat is een rijke reeks aan essays, columns, recensies en fictie waarin we het onzichtbare op een sokkel plaatsen. Struin door het Museum van de Werkelijkheid.

 

Roerstokje

Vroeger dacht ik dat het waaide omdat de bomen met hun takken en bladeren wapperden. Hoe meer bomen, hoe meer wind.
Hier, aan de voet van dit glazen kantoorgebouw met een heleboel beton eromheen, schijnt die gedachte te kloppen. Het is namelijk zo windstil dat het lijkt of de atmosfeer volledig is drooggekookt. Door mijn gepolariseerde Ray-Bans oogt de hemel donkerblauw. Het weer is planetair.
Er staat één rechthoekige bak gevuld met terracottakleurige gipsen balletjes, waar een paar groene sprieten uitsteken—ze lijken slechts het idee van flora te suggereren. Ik sta ernaast en heb een cocktail in mijn hand. Ik roer met het roerstokje door het drankje, waar de snel smeltende ijsblokjes als glanzende kiezels aan de oppervlakte drijven. Het is vrijdagmiddag. Overal staan groepjes mensen met elkaar te praten.
Mijn collega’s zijn al overgestapt op bier, ze slaan flesjes open aan de rand van het krat dat tussen ons in staat, de dopjes kletteren op de tegels. Barron steekt een sigaret op. Gilles strijkt een haarlok achter zijn oor. Rembert klikt de vouwsluiting van zijn smartwatch steeds open en weer dicht. Phelp vertelt Simon, onder toeziend oog van de rest, over de correcte manier om de mouwen van je overhemd op te stropen.
‘Kijk,’ zegt hij, ‘je keert die cuff binnenstebuiten, en die trek je helemaal op tot hier, net onder je elleboog, zie je?’ Phelp demonstreert terwijl hij uitlegt. ‘Vervolgens rol je ‘m nog één keer op, zodat de cuff er nog net anderhalve centimeter bovenuit steekt. Dit is de upscale way. De Master Roll. Dít, heren, is hoe je op een subtiele wijze laat zien dat je weet hoe het hoort. Binnen no time ben je ruling class, G. Zoals dát,’ en hij wijst naar Simons mouwen die gewoon een paar keer zijn opgerold, ‘zo doen kantoormedewerkers het. En wees eerlijk, jij en ik, vriend, wij zijn géén kantoormedewerkers.’
De anderen prutsen met hun mouwen en volgen de instructies van Phelp. Barron doet zijn peuk in een leeg bierflesje dat op de grond staat en gaat ook aan de slag met zijn overhemd. Het bierflesje heeft een groene schaduw en blinkt in de zon.
Ik stel me voor hoe het is om als klein wezen — misschien een kever — in dat flesje te zitten. Wat een helse kathedraal zou dat zijn! Een vloer bezaaid met een bittere drek van mout en as, de glazen muren hoog, klam, kleverig, en het licht dat er doorheen schijnt verwarmt de zure lucht tot een verstikkende damp. Het taps toelopende plafond is een schoorsteen, een ronde torenspits met verschraalde schuimresten en in de nok een oculus, het oog van God, vanwaar thans een peuk ter grootte van een DIXI genadeloos naar beneden wordt gezonden.
‘En jij?’ Simon kijkt naar me.
‘Ik?’
‘Ben jij een kantoormedewerker?’
‘Nee man,’ zeg ik. ‘Ik ben méér dan dat.’
Ik klem het houten roerstokje (dat eigenlijk gemaakt is voor koffie, maar er was niks beters te vinden in de office kitchen) bij wijze van assertief gebaar tussen mijn kaken, zet mijn cocktailglas neer en begin mijn mouwen op de nieuwe manier op te stropen. Tegen de tijd dat ik klaar ben gaat het gesprek al ergens anders over.
‘Mensen doen echt zo moeilijk over die shit,’ aldus Rembert. ‘Serieus. Het klimaat bijvoorbeeld. Je deelt zo’n probleem gewoon op in subprocessen, en dan zet je daar een paar projectgroepen op die er iteratief mee bezig gaan. En met een beetje innovatie kun je het na een paar sprints gewoon gaan monetizen. Win-win voor iedereen.’
‘Alles downchunken gap,’ concludeert Barron.
De groep knikt instemmend.
De zon brandt op mijn rug en in mijn nek. Die ene Moscow Mule was eigenlijk al te veel. Ik pak mijn telefoon om te kijken wanneer de volgende trein gaat, maar er is bijna niets te zien op het donkere scherm. Is dit hetzelfde scherm dat ’s nachts mijn ogen doet prikken?
Ik bijt op het weke roerstokje. Heel geleidelijk en subtiel sijpelt er een smaak uit die van heel ver lijkt te komen. Iets dat langzaam op mijn tong gestalte krijgt. Ik proef woud. Het stokje is gemaakt van bomen, die groeien in natuurgebieden en die zich wortelen in de aarde. Koele, vochtige aarde, verduisterd door een dicht bladerdak. De houtvezels die zich nu onder mijn kiezen ontrafelen tot een borsteltje hebben ooit water van diep in de bodem naar boven getransporteerd, langs de bast richting tak, blad, of misschien juist wel naar beneden, glucose vervoerend van blad naar stam naar wortel. Het einde van het stokje versnippert en mijn mond vult zich met splinters. Wat er uit dit stokje komt is écht, geen verzinsel. Het heeft geleefd, bestaat nog steeds—een briesje steekt op.

 

Teun Grondman is kunstenaar, schrijver, redacteur en programmamaker. Hij studeerde Beeld en Taal aan de Gerrit Rietveld Academie en Approaching Language aan het Sandberg Instituut. Als schrijver schrijft Teun verhalen en essays, die onder andere werden gepubliceerd in DIG, Mister Motley en de Oerol Dagkrant. In zijn beeldende werk combineert hij 3D-animatie, tekst en muziek. Samen met anderen organiseert hij De Mus, een wekelijkse variétéavond in het Torpedo Theater, het kleinste theater van Amsterdam. Teun werkt bij het Nederlands Letterenfonds. (Foto door Falun Ellie Koos.)