Netvlies

Jilt Jorritsma  - 04 september 2023

Voor de reeks Museum van de Werkelijkheid vragen we schrijvers welk verschijnsel, object of gebeurtenis volgens hen nadere observatie en/of bewondering waard is. Zaken waar we aan voorbij lopen, die in de vergetelheid zijn geraakt of die nooit de aandacht hebben gekregen die ze eigenlijk verdienen. Het resultaat is een rijke reeks aan essays, columns, recensies en fictie waarin we het onzichtbare op een sokkel plaatsen. Struin door het Museum van de Werkelijkheid.

 

Netvlies

I.
‘Wij zagen dingen waarover niemand ooit iets had gehoord, dingen die nog nooit gezien waren, waarover zelfs nooit was gedroomd.’
Op 8 november 1519 drong een expeditie van Spaanse militairen onder leiding van Hernán Cortés door in de binnenlanden van Mexico. Zij stuitten op Tenochtitlán, de hoofdstad van het Azteekse rijk. De conquistadores dachten dat hun ogen hen bedrogen. Wat zij zagen viel op geen enkele manier te rijmen met de steden die ze kenden van thuis. Tenochtitlán was een eilandmetropool gebouwd in het midden van het Texcocomeer. Huizen, tempels en torens leken uit het water op te rijzen. Hun gepolijste muren glansden als zilver en glommen in de reflectie van de zon. Bernal Díaz del Castillo, een van de Spaanse soldaten die zijn ervaringen later optekende, beschreef de eerste aanblik als ‘een betoverend visioen’. De drijvende stad tartte zijn verbeelding: ‘Toen we al die bewonderenswaardige dingen zagen, waren we sprakeloos, en we wisten niet of het werkelijkheid was wat daar voor onze ogen verscheen.’ Cortés zelf, die zijn bevindingen rapporteerde aan koning Filips II, schreef in soortgelijke woorden dat hij het schouwspel van straten die ‘half land, half water zijn’ nauwelijks kon geloven: ‘Zelfs wanneer we deze dingen met onze eigen ogen hebben gezien, zijn we toch zo verbaasd dat we hun realiteit niet kunnen bevatten.’

De Europeanen zouden de Europeanen niet zijn als zij desondanks overtuigd waren dat ze de ongrijpbare realiteit konden vangen. Dit deden ze met behulp van de kaders waarmee ze vertrouwd waren. Díaz del Castillo beriep zich bijvoorbeeld op de landschapsbeschrijvingen uit de Amadis ridderromans die in zestiende-eeuws Spanje enorme populariteit genoten. Cortés gebruikte vergelijkingen met iconische Spaanse plekken om een gevoel van herkenning op te roepen bij zijn lezers. Het thuisland werd een referentiepunt dat bepaalde hoe de ‘nieuwe’ wereld werd gezien. En die nieuwe wereld veranderde op haar beurt in een manke reproductie, een kopie die nooit in zijn eigen complexiteit kon bestaan.

 

II.
Percival Lowell was een Amerikaanse astronoom. In 1896 raakte hij ervan overtuigd dat hij een waanzinnige ontdekking had gedaan toen hij door de lens van zijn nieuwe telescoop keek. Hij zag Venus zoals zij nog nooit was gezien. Op de planeet, wier oppervlakte normaal onzichtbaar was vanwege een ondoordringbare atmosfeer, kon hij ineens lijnen ontwaren. Lijnen die duidden op een netwerk van kanalen. Die waarnemingen waren baanbrekend. Ze wezen op het bestaan van intelligente levensvormen die waterwegen op de planeet hadden gegraven. Lowell tekende een kaart van Venus en publiceerde die, hieronder nagetekend.


Collega-astronomen die ook op zoek gingen naar de kanalen op Venus, zagen echter niets door hun telescopen. Lowells lijnen werden daarom al snel afgeschreven als illusies, maar hun mysterie werd pas opgelost toen ze jaren later onder de aandacht kwamen van een gepensioneerde optometrist. Die constateerde dat de manier waarop Lowell zijn telescoop had afgesteld ervoor had gezorgd dat zijn lens een spiegeling creëerde. De telescoop veranderde daardoor in een enorme oftalmoscoop of oogspiegel, het instrument dat opticiens gebruiken om de binnenkant van het netvlies te onderzoeken. In plaats van het oppervlak van Venus in kaart te brengen, had Lowell de reflectie van zijn eigen netvlies nagetekend. De gelijkenis tussen Lowells kaart en een oftalmologische foto van een netvlies is dan ook treffend.

 

III.
Koning Filips II had geen idee hoe zijn overzeese rijk eruitzag. Hij was nooit aan de andere kant van de oceaan geweest en een trans-Atlantische reis was geen kleine onderneming. Daarom liet hij zijn regering een vragenlijst verspreiden onder koloniale ambtenaren en bewindvoerders in ‘Nieuw Spanje’. De inventaris van die lijsten stond bekend als de Relaciones geográficas. Een van de vragen, nummer 10, was een verzoek het beheerde gebied in kaart te brengen.
De Spaanse ambtenaren die met deze taak werden opgezadeld, besteedden een deel van het werk uit aan Inheemse kunstenaars en cartografen. Van hen werd echter verwacht dat hun kaarten aan bepaalde Europese eisen voldeden.

 

IV.
Tenochtitlán werd in 1521 verwoest en veroverd door de Spanjaarden. Haar naam verdween en werd vervangen door Mexico-Stad. De omgeving veranderde drastisch van vorm. De kolonisten probeerden er de droge en dorre Iberische omgeving na te maken die ze kenden van thuis. Zij zagen in het water van het Texcocomeer een constante dreiging, een akelig tropisch moeras dat aan banden moest worden gelegd. Het koloniale bestuur kwam daarom met een plan om het natte decor op te drogen. Het volledige meer moest worden drooggelegd en het bosgebied moest worden gekapt.
Ook de stad zelf veranderde. Mexico-Stad moest een Spaanse simulatie worden die het Azteekse verleden deed vergeten en de inwoners zou laten wennen aan een Europese levensstijl. Daarom werd een typisch koloniale stadsindeling geïntroduceerd, met een massieve bouwstijl en een roosterpatroon waarbij straten loodrecht op elkaar waren aangelegd. Tempelcomplexen die herinnerden aan een Azteekse kosmologie werden afgebroken, samen met de beelden van hun ‘heidense’ goden. Hun stenen werden gebruikt voor de bouw van kerken. Duizenden oorspronkelijke bewoners moesten dag en nacht boomstammen en brokken steen op hun rug versjouwen zonder daarvoor enige beloning te ontvangen. Voor de Azteken zelf was er geen ruimte in het ontwerp van de nieuwe stad.

 

V.
De Relaciones geográficas wierpen hun vruchten af. Naarmate er meer ingevulde vragenlijsten retour werden gestuurd, groeide het begrip dat Filips II had van zijn lokale, overzeese Meso-Amerikaanse wereld. In 1580 kwam de gebundelde informatie binnen van de koloniale bestuurder uit Teozacoalco, een gebied in het zuiden van Mexico. Onder vraag 10 zat de kaart van die plaats bijgevoegd, vervaardigd door een onbekende Mixteekse informant.


De kaart die Filips II moest helpen een onbekende wereld in het oog te krijgen, liet zien hoe het oog van de koning over de wereld was gelegd.

 

 

—-
Afbeelding 1. Percival Lowell, Venus. Bron: reproductie auteur.
Afbeelding 2. Mikael Häggström, Foto van binnenkant oogbol rechts. Bron: https://en.wikipedia.org/wiki/Retina#/media/File:Fundus_photograph_of_normal_right_eye.jpg
Afbeelding 3. Onbekend, Pintura de Teozacoalco. Bron: https://collections.lib.utexas.edu/catalog/utblac:059d9312-d77c-41d9-81ed-da65bda50a15

Jilt Jorritsma is schrijver en historicus. Zijn debuutroman Was verscheen in 2021 en werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs en de Anton Wachterprijs. In 2018 won zijn essay ‘Onthoofd’ de Joost Zwagerman essayprijs, eerder won hij de Nexus Connect essayprijs. Op dit moment werkt hij aan zijn tweede roman bij Das Mag Uitgevers. Aan de Open Universiteit doet Jilt onderzoek naar zinkende steden. (Foto door Simone Vermeeren.)