De zes genomineerden voor de Afstudeerprijs 2021

Fragmenten uit de eindwerken van de genomineerden

Op 1 oktober 2021 werd in Theater a/d Rijn te Arnhem de Afstudeerprijs uitgereikt aan de student met het beste literaire afstudeerproject: Jutta Callebaut, afgestudeerd aan Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Gefeliciteerd, Jutta! Lees hier een fragment van haar theatertekst Forelletje en fragmenten uit de eindwerken van de overige genomineerden.

 

Forelletje | Jutta Callebaut (winnaar van de Afstudeerprijs 201)

Ik weet niet in welk jaar ik geboren ben, ik herinner mij alleen dat ik in 1934 dertien jaar was. Ik zou het kunnen uitrekenen, klopt, maar dat doe ik niet, uit principe. Een mens kàn niet weten wanneer ie geboren is, je kan alleen maar aannemen wat één of andere dokter heeft opgeschreven. Een baby zijn geheugen werkt nog helemaal niet naar behoren.
Behalve het mijne dan. Het mijne was bovenmatig sterk ontwikkeld toen ik ter wereld kwam. Ik herinner me mijn geboorte in detail. Ik ben alleen naar de datum vergeten vragen wegens omstandigheden.
Negen maanden lang had ik zitten fantaseren over hoe de buitenwereld eruit zou zien. Ik had prachtige voorstellingen gemaakt in kleuren met namen die uit meerdere lettergrepen bestaan: ultramarijn blauw, vermiljoenrood en stil de grain geel.
Ik keek ernaar uit om geboren te worden. In tegenstelling tot de meeste baby’s hield ik mij niet krampachtig vast aan de baarmoederwand. Nee, ik werkte mee en in drie kwartier was ik buiten.
Meteen: steken in mijn ogen, pijn aan mijn longen.

Er is geen ultramarijn, geen vermiljoen, geen stil de grain te bekennen.
Er zijn alleen de kleuren dof, bleek, vaal. Het eerste wat ik zie, is een afgrijselijk lelijk hoofd. De dokter.
Immense teleurstelling. Ben heel erg beginnen wenen.
Toen wist ik natuurlijk nog niet dat ik zelf ook heel lelijk was, dat heb ik pas ergens najaar 1935 ontdekt.
Wie bedenkt het ook dat je met je ogen alleen maar naar buiten kan kijken? Een mens is anatomisch gezien niet tot zelfinzicht in staat. Je kan naar je armen en benen kijken, oke, maar wat vertellen die behalve dat je nooit goed zal worden in zwemmen of vliegen?

Lees ook de rest van het fragment uit Jutta Callebauts eindwerk Forelletje.

 

Soms ik voel mij zombie | Pelumi Adejumo

Hou je mond dicht. Mond dood. Niet mond en die dood. Mond die gaat terug naar Duitsland mundtot: jemanden mundtot machen ist mond dicht, sluiten. Mund ist munt, veilig. Vermund, ist voogd. Mont ist, macht.

Bevoegd, zonder bevoegd, niet beslissing. Voogd moet beslissing. Jemanden mundtot machen.

Poging V

Ik zag haar op feestje.

In die keuken.

Mijn vrienden weet: niet komen binnen.

Kans, kans. Begrijp jij?

Dit meisje, heel mooi.

Netjes, pastor kind. Zij eet fufu met mes en vork.

Haar stem zacht als baby bil. Zwitsal.

Zij ruikt die palmolie, zij kots.

Zij weet niet hoe zij moet schrijf die land van haar origine

in taal van origine.

Maar ik maak geen grapje met haar.

Maar als jij in haar oog kijkt, jij ziet bang.

Voor wat?

Wat ik eruit zie?

Zie ik uit lijk zombie?

Zie ik uit lijk dief?

Zie ik uit lijk jongen die door die straat loopt?

Wat is die bang in die oog?

Het maakt ik haar wil slaan.

Is het mijn papier?

Mens doet zij hebt bloed uit neus wanneer mij zien.

Ik probeer. Ik probeer haar zeg:

Meisjes geef geen kans.

Jij in Holland vijf twee jaar… zij doen shakara!

Voor wat? Voor die papier!

Ik probeer haar zeggen.

Mijn vrienden kijk in keuken, weet: niet komen binnen.

Zij laat ons alleen. Kans, kans.

Alleen praten ik probeer.

Maak kleiner die kamer.

Alleen wij twee.

Maar die meisje niet begrijpen.

Klein meisje, 21.

Zij geef mij groot mond.

Zij zegt mij: jij praat hard, zij niet verstaan.

Ah!

Ik haar slaan!

Ik haar niet slaan.

Voor jij gaat denken dingetje.

Ik haar slaan is ik haar bijna slaan.

Ik voel ik haar slaan, ik haar niet slaan.

Ik haar slaan! Zij groot probleem.

Ik haar slaan! Ik maak haar duidelijk? Nee.

Ik voel ik haar slaan, ik maak haar niet duidelijk.

Ik voel, ik voel. Erg hè? Zielig?

Ik voel, ik voel, ik haar laat gaan.

Ik laat gaan.

Naar haar zus zij rent toe!

Snel mond.

Alle meisjes in die kamer.

Zij komen niet met mij praten.

Is die papier.

Is mijn kleer?

Zij ruik die Naira van mijn mond?

Zij weet niet hoe zij moet schrijf die land van haar origine

in taal van origine.

Alsjeblieft zeg. Laat mij niet praten.

Poging VI

Mijn favoriet seizoen om in depressie zijn is in spring.

Alle die moois is persoonlijk aanval.

Die klaproos langs die weg, die vogel in die ochtend, die vlinder naast mij neus, ik open dicht mijn oog, ik ben die karkas die ademt.

Beluister ook de door Anton de Bies ingesproken audioversie van dit fragment uit Pelumi Adejumo’s eindwerk Soms ik voel mij zombie.

 

Kauw nerveus op een stok | Anne Bosveld

Niemand heeft geruststellend mijn hand gelikt
terwijl ik aan de bar stond en nadacht.
Ik wil vertrekken van dit feest.
Dat besluit ik met een bloedsmaak in mijn mond.

Ik ben op een feest, maar het is geen feest.
Toch wil ik drank, heel veel mojito’s op een terras.
Boten kijken, overgeven in de taxi naar een hotel.
Naakt slapen onder schone lakens.
Mijn geilheid omzetten in contemplatie en dronken
een beslissing nemen over mezelf.
Ik staar weer naar een dode vos in het gras.
Mijn wijsvinger strijkt langs spitse tanden,
zijn strot een inktzwarte tunnel
naar het achtergelaten meer waarin mijn gezin zwemt.
Ik overweeg mijn opties, de grootte van het kadaver en ik
trek zijn kaken uit het gewricht,
kneed zijn bebloede tong tot een peluw.
In zijn dode bek leg ik mijn hoofd.
Nu zijn we samen.

Ik geloof er niet in.

Het feest is een dichtslibbende ader.
Prooien in windstreken van leeggeschudde kerktorens.
Het systeem behoeft een fatale plek.
De ochtendlucht spietst de slordige lichamen.
Vuisten worden ongeduldig zonder nachtlampjes.
Een zware pols merkt de regen niet.
Cement moet vloeibaar blijven.
Huizen duurder, handdrukken clandestien.
Intimiteit als een eland die zichzelf de trap op zeult
en neerstort in de keuken en ik stap in het halfduister.
Dans vulgair tegen een koelkast aan en donder op.
In mijn heupen verstop ik het einde.
Antiek is je hand op mijn kuit.
Auto’s trekken te hard op in de nacht.
Vergeten is een drammerig huwelijk.
Wie slaapt het verdrietigst?
Zwaar geluid in het knikken van de nek.
Ook het hiernamaals verandert routinematig in dood beleid.
Zonder ruggensteun scheurt een smekend verzoek voorbij.
Natte lippen prachtig op hun plek.
Omdat de gehangene niet kan grommen.
Een sjaal drukt het vriesweer in de hals van de aarde.
Wie de zachte ogen likt, is niemand geworden.
Een dichtklappend gedicht.
En al mijn bewegingen liggen als een bange hond
in jouw klimmende armen.
Heimwee begint in een woord dat naar bed gaat.

Lees ook de rest van het fragment uit Anne Bosvelds eindwerk Kauw nerveus op een stok.

 

Sé, sé, sé | Iris Riemens

‘Wie spreekt er hier tongentaal?’
Een paar mensen steken een hand op. We zitten in de algemene ruimte van de groepsbungalow. Een paar docenten hebben een verdiepende geloofscursus georganiseerd, waarvoor we een weekend in het bos zijn. Het is de laatste avond voor we weer naar huis gaan en meneer de Groen geeft een les over de Heilige Geest.

‘Wie heeft er wel eens visioenen?’ weer gaan er een paar handen omhoog. ‘Wie is er wel eens in de Geest gevallen?’ naast mij steekt Benthe haar hand op.

Benthe kwam uit een evangelische gemeente. Van haar leerde ik voor het eerst over tongentaal en visioenen. Ze was afgelopen zomer naar een christelijke conferentie geweest. Daar was ze in de Geest gevallen.
‘Hoe ging dat?’ vroeg ik haar.
‘We hadden net worship gezongen en de spreker ging bij iedereen langs om voor ze te bidden,’ vertelde ze me. ‘Toen hij bij mij kwam raakte ik zo overweldigd door Gods liefde dat ik omviel.’ Ik stelde me Benthe voor, huilend van geluk op de grond van een tent op het conferentieterrein naast Walibi, de achtbaangeluiden op de achtergrond.

‘Vroeger geloofde ik dat visioenen, vallen in de Geest en tongentaal allemaal ervaringen waren waar je als christen voorbestemd voor moest zijn. Ik dacht dat ik dat soort dingen nooit mee zou maken. Maar op een avond hoorde ik Gods stem die tegen mij zei: ‘Kees, wat als ik die geschenken ook aan jou wil geven?’ Diezelfde avond nog heb ik God in tongentaal staan prijzen onder de douche. Ik hoefde me er alleen maar voor open te stellen, de rest deed God. Dat wil ik vanavond ook aan jullie meegeven. De gaven van de Geest zijn voor iedereen.’

Lees ook de rest van het fragment uit Iris Riemens’ eindwerk Sé, Sé, Sé.

 

Koeman | Jan Wester

Eindelijk kwamen de buiken van de beesten van de grond. Vliegen stegen op van ruggen. Staarten sloegen naar vliegen. Hete dierenadem vermengde zich met de al net zo hete zomerlucht. Een straal urine zwol op uit een van de achterlijven en stortte zich in het gras.

Nog een keer klappen, nog een keer fluiten. Logge koppen draaiden naar hem toe, een muur van levend leer wierp zich op. In een impuls deinsde hij achteruit. Stom, geen angst tonen, had zijn vader hem geleerd. Laten zien wie er de baas is. Hij zette zijn laarzen iets uit elkaar en maakte zich breed. Een van de dieren deed een stap naar voren en kromde al briesend haar rug. Zeven keer zo zwaar als hij. Langs de rand van de sloot liep hij terug naar zijn erf.

Anne keek vanuit het slaapkamerraam hoe hij de schuur binnenging, waar de machines stonden. Sommige had hij nog nooit gebruikt. Voor de schuifdeur stond zijn okergele wiellader, iets kleiner dan een koe, maar minstens zo zwaar. Niet goedschiks, dan maar kwaadschiks. Dat had zijn vader ook weleens gezegd. Jaap manoeuvreerde zich in het kleine leren stoeltje, omklemde het stuur een keek recht langs de metalen vork van het vehikel. Hij had horens.

In een halve cirkel reed hij om de kudde heen. Koeien sprongen, trapten in de lucht. Deze Koeman kenden ze nog niet. Uitdagend zwaaide 0650 met haar kop, een afleidingsmanoeuvre. 0470 was langs hem geglipt, Jaap draaide zich om in zijn stoel. Met haar oren omhoog draafde ze brutaal naar de andere kant van het weiland. Ontwijken, verspreiden. Heel goed, dacht Jaap. Een stierengevecht, maar dan omgekeerd. Hij zette de achtervolging in, de motor van de lader brullend als een wild beest.

Lees ook de rest van het fragment uit Jan Westers eindwerk Koeman.

 

Frida en Ellis | Eline van Wieren

Volgens Anjali heb ik dit leven gekozen voor ik eraan begon. De plek, de ouders, de dingen die me overkomen: het is niet willekeurig, het is precies waar ik als foetus in een esoterische energiezone voor heb getekend. Een leuk idee, maar hoe meer ik erover nadenk, hoe woedender ik word. Hoezo, uit alle mogelijke versies van een leven, is dit het leven dat ik heb gekozen? Waarom zou ik kiezen voor dit lichaam, voor deze bleekroze huid die bij het kleinste beetje zon pijn doet en in de winter zelfs bij tweemaal daags insmeren met de dikste crème velletjes tussen mijn wenkbrauwen blijft produceren?
Waarom een lichaam dat uit zijn voegen barst en nooit verzadigd is? Waarom een hoofd dat nooit helder is en door de mist zelden een complete gedachte kan formuleren? Ogen toegeknepen en nog steeds wordt niets scherp. Een hoofd dat zwaar is, dat mijn schouderspieren doet verkrampen en mijn nekwervels laat samentrekken.
Om nog maar te zwijgen over Ellis. Wie kiest er nou voor een leven dat zich voor het grootste gedeelte afspeelt in bed, omdat alles wat zich daarbuiten afspeelt te verlammend is? Wie wil er nou een meisje zijn dat zich niet kan losmaken van haar geboorteplek, de navelstreng al eenentwintig jaar stevig om haar nek gebonden?
Dan mijn ouders. Waarom zou je kiezen voor een leven lang alles wat niet in het perfecte plaatje past linea recta onder het woonkamertapijt vegen? Een tapijt dat steeds verder opbolt. In het begin struikel je erover, maar op een gegeven moment wordt de berg zo hoog dat je niemand meer kunt zien. Je kunt er niet eens meer omheen lopen. Je maakt geen keuzes, je accepteert simpelweg wat je over de berg toegeworpen wordt.
Ik wil voor hen staan, voor Ellis, mijn ouders en Anjali, en heel hard gillen.

Lees ook de rest van het fragment uit Eline van Wierens eindwerk Frieda en Ellis.

 

 

Voor de zevende keer op rij reikte De Nieuwe Oost | Wintertuin de Afstudeerprijs uit aan de student met het beste afstudeerproject. Dit kan proza zijn of poëzie, maar bijvoorbeeld ook een theatertekst of scenario, non-fictie of juist een experimentele tussenvorm. De studenten die meedingen komen van de schrijfopleidingen Beeld en Taal (Rietveld), Schrijven (RITCS), Writing for Performance (HKU), Woordkunst (KCA) en Creative Writing (ArtEZ).

 

Jutta Callebaut behaalde bijna een doctoraat gedragsbiologie aan de VUB. Ze deed onderzoek in verschillende internationale dolfinaria. Ze bestudeerde er hoe het gedwongen uitvoeren van kunstjes in ruil voor diepgevroren schelvis de zelfwaarde van jonge zeeleeuwen aantast. Een bond van verbolgen zeeleeuwenshow-organisatoren wist de publicatie van haar onderzoek te voorkomen. Nu studeert Jutta Callebaut Woordkunst aan het Conservatorium van Antwerpen in de hoop haar resultaten alsnog te kunnen openbaren, zij het in dichtvorm. Ze schrijft uitsluitend fictie en boze lezersbrieven.

Pelumi Adejumo is schrijver en zingt. Ze studeert af aan Creative Writing aan ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten en werd begin 2020 door NRC Handelsblad geselecteerd als een van de 101 veelbelovende kunstenaars in de Lage Landen. In haar werk combineert ze tekst met zang en klank en verschillende en verzonnen talen. Zo nu en dan werkt ze aan vertalingen en als dramaturg. Haar werk kom je geregeld online en op podia tegen.

Anne Bosveld studeerde in juli 2021 af aan Creative Writing, ArEZ Hogeschool voor de Kunsten, met haar dichtbundel Kauw nerveus op een stok. In dit zeer persoonlijke werk wordt de relatie tussen binnen- en buitenwereld onderzocht vanuit een disconnect tussen die twee plekken. De binnenwereld wordt gekenmerkt door een feest, de buitenwereld door een dichtslibbende ader en langzaamaan slibt ook de binnenwereld van de dichter dicht. Bosveld droeg voor op verschillende literaire podia en ging in de zomer van 2020 met deBuren mee op schrijfresidentie in Parijs.

Iris Riemens is schrijver en beeldend maker. Begin 2021 werd zij gepubliceerd in de bloemlezing In Donzen Dromen van de Gedichtenwedstrijd 2020. Eind 2021 studeert zij af aan de opleiding Creative Writing te ArtEZ, met haar novelle Sé, sé, sé.

Jan Wester is schrijver, beeldhouwer, videokunstenaar en spelontwerper. Hij is afgestudeerd bij de afdeling Beeld en Taal aan de Gerrit Rietveld Academie, en voltooide eerder een studie Filosofie aan de UvA. Ondertussen won hij de Nederlandse studentenschrijfwedstrijd uitgeschreven door Sebes en Bisseling. Zijn jeugdherinneringen spelen zich af tegen het grijs en groen van het West-Friese platteland. Observaties van dieren en boeren vormden aanleiding voor het schrijven van zijn eindwerk Koeman.

Eline van Wieren studeerde af aan ArtEZ, Creative Writing met een novelle over twee zusjes en een yogadocent. Daarnaast zat ze in het Brabantse talentontwikkelingstraject voor schrijvers WOLK, waarvoor ze een serie liefdesbrieven schreef. Eline is enorm geïnteresseerd in de relatie tussen het lichaam en de literatuur en omringt haar schrijfpraktijk met rituelen, yogasessies en eindeloze wandelingen. Momenteel volgt ze een opleiding tot holistisch massagetherapeut, werkt ze aan haar debuutroman en is ze nauw verbonden met de schrijfretraite organisatie Wide Open Writing.