CELA On Change | De zuiveringsinstallatie

Anna Beata Hablova Annette Manni  - 29 mei 2023

Alle CELA-schrijvers hebben een kort verhaal geschreven rondom het thema ‘change’. Deze teksten zijn vertaald in tien verschillende talen door vertalers die ook deelnemen aan het talentontwikkelingstraject. Tijdens het Wintertuinfestival in april hebben drie schrijvers en drie vertalers samen een optreden verzorgd waarbij een verkorte versie van hun teksten te horen was. De Nederlandse vertalingen van deze teksten lees je op de Notulen. 

CELA On Change tijdens het Wintertuinfestival, 10 april 2023 (foto door Marco De Swart)

 

De zuiveringsinstallatie | Anna Beata Hablová
Vertaling | Annette Mani

Ze stond voor een stel containers en wreef in haar koude handen. In de verte schoten twee aalscholvers voorbij boven de rivier. Na een tijdje begon ze om zich heen te kijken en het sms’je te controleren dat ze gisteren ontvangen had. ‘Hoi Petra, waterzuiveringsactie morgen om 8 uur. Verzamelen voor de brug bij de containers. A.’ Ze las het nog driemaal door tot het scherm doofde.
De oude en de nieuwe zuiveringsinstallaties die onderling het afval verdeelden dat wordt aangevoerd uit de hele stad, stonden achter elkaar op het eiland als heersers van de rivier. Terwijl de oude met cilindervormige tanks boven het oppervlak uitrees, die er op Google Maps uitzien als door een buitenaardse beschaving perfect ingebrande graancirkels, werkte de nieuwe ondergronds. Alleen de controlekamer piept boven de grond uit.
Terwijl de aalscholvers op de oever neerstreken passeerde een vrachtwagen en daarmee ook de stank. De chauffeur keek haar niet eens aan, hij reed geconcentreerd de smalle toegang tot het bruggetje over.
Eindelijk verscheen aan het einde van de straat een silhouet. ‘Gegroet Pirolgelb,’ zei Adam in plaats van hallo. ‘Even het belangrijkste, heb je de verf?’ vroeg Petra ondanks dat ze zelf een verpakking in haar rugzak had. Pirolgelb, vertaald als wielewaal was de naam van hun tweekoppige kunstgroepje dat ze op school hadden opgericht. De naam was afgeleid van de benaming voor een reflecterende, gele pigmentverf. Op een keer hadden ze met die kleur een vervallen historische villa aan de rand van de stad beschilderd. Binnen twee maanden liet de eigenaar het huis slopen, omdat hij in verschillende kranten stond afgebeeld met een opvallende gele ruïne en hij wilde niet de reputatie krijgen van iemand die een stuk cultureel erfgoed teloor liet gaan. Al snel werd het perceel overwoekerd door gras en wilde struiken. Later verfden ze het smalle voetpad langs de Praagse Noord-Zuid snelweg. Mensen waren bang om daar te lopen en te worden geschept door hardrijdende auto’s. Het voetpad werd weliswaar niet verbreed, maar Adam en Petra gingen hierdoor over naar het volgende studiejaar. Ze werden pas bekend bij hun klasgenoten toen ze gele mist maakten bij het ministerie van Cultuur, omdat onafhankelijke galerieën niet langer subsidie ontvingen. Op het ministerie schrokken ze van de gele smog en ze kondigden een nieuwe selectieprocedure aan.
Deze keer waren ze van plan om het afvalwater uit de zuiveringsinstallatie te kleuren, foto’s te delen op sociale netwerken en ze naar journalisten te sturen. De issue van hormonen en antibiotica die geloosd worden in het toilet, die niet door de zuiveringsinstallatie uit het water kunnen worden gehaald en het geslacht van vissen en het leven van andere dieren in de buurt van de afvoer beïnvloeden, was voor beiden belangrijk. De stoffen komen door de waterkringloop ook in het drinkwater terecht en bij wetenschappers bestaat het vermoeden dat die bij mannen de kans op onvruchtbaarheid en prostaatkanker verhogen. Ze gingen een open hek door richting de ondergrondse installatie. Ze passeerden de controlekamer die Petra ooit had bezocht als onderdeel van een publieke rondleiding, om zich voor te bereiden op de actie van vandaag. Iedere bezoeker kreeg destijds een helm en een geel reflecterend hesje. Wat een toeval. Geel hoort gewoon bij de waterzuivering, vond ze. De controlekamer werd gedomineerd door twee gigantische schermen, verdeeld in kleine venstertjes die de afzonderlijke productieruimtes in de gaten hielden. Op sommige vensters leken de watertanks op een donkere, rubberen massa. Op anderen verplaatste de vloeistof zich zo snel als een zwerm vogels.
Aan een van de tafels zat een oude man. Zijn pantoffels konden de gaten in zijn sokken niet verbergen. Aan een kant stonden zijn krukken, aan de andere kant een pot honing en een zak met broodjes. Hij had een baard en lang haar als Christus. Hij zat in elkaar gebogen voor een monitor, waarop de cijfers en grafieken voorbij kwamen van de chemische en biologische processen die zich voltrokken, die poep veranderden in water op net zo‘n wonderlijke manier als water in wijn op een bruiloft in Kana, Galilea. Met name bacteriën zijn verantwoordelijk voor dit mirakel, legde de enthousiaste gids uit. Ze voeden zich met uitwerpselen en zodra ze sterven zetten hun lijfjes zich als slib af op de bodem. Dat slib wordt dan heel gemakkelijk afgevoerd en het water gaat de volgende zuiveringsfase in. De gehelmde groep liep door de afzonderlijke hallen alsof het voorportalen waren en volgde het wonder van de transformatie. Harken die het vuil van het oppervlak verwijderden schoven heen en weer met onwaarneembare snelheid. Toen ze de zuiveringsinstallatie verlieten was het al donker en de afvoer liet enkel door middel van gebrom van zich horen.
Adam en Petra stonden bij de smalle oprit van de brug en om te voorkomen dat ze eruit zagen als toevallige bezoekers droegen ze de gele hesjes die Petra tijdens de excursie had meegepikt van een tafel in de container. Die lagen daar samen met de helmen uitgestald. Haar rugzak was weliswaar groot genoeg, maar haar moed niet. Nu had ze daar spijt van, maar het was niet anders. Ze zullen er wel enigszins als bezoekers uit hebben gezien.
Met snelle passen staken ze het complex over. Ze zagen nergens iemand, er kwam alleen een motorriksja met een kakikleurige kap voorbij. Opeens boog een hoofd uit de riksja dat hun kant op keek. ‘Dit is echt bizar man. Wat doet een riksja hier nou weer?’ grinnikte Adam. ‘Heb je die tijdens de excursie niet gezien?’ Er klonk een licht verwijt in zijn stem. Petra staarde strak naar de grond en schudde haar hoofd. Het koude zweet stond op haar rug. Ze kwamen terecht bij een afvoer waaruit water met lichtbruin schuim naar buiten rolde en in de Moldau samensmolt in de stromingen. Even was Adam overdonderd door die hoeveelheid water, maar hij ging al gauw aan de slag. Hij gaf Petra de camera en wees naar de plek waar ze het beste beeld hadden. Zelf ging hij boven de afvoer staan en begon een transparante, plastic bak leeg te schudden. Het gele poeder dat niet werd meegenomen door de wind viel in het water en loste op. Het water kreeg de gele kleur van ochtendurine. Petra keek door de lens naar Adam en ze nam foto’s van en zonder hem, ze zouden wel zien welke plaatjes het meest geschikt waren.
De afvoer bevond zich achter een stenen wal. Daardoor bleven ze uit het zicht van het complex, maar niet uit het zicht van de camera die vanuit de controlekamer hun kant op gericht was. Een van de vensters op het gigantische scherm in de controlekamer hoorde bij de afvoer. Petra schatte in dat ze ongeveer acht minuten hadden voordat iemand naar ze toe kon snellen. Maar ze had geen rekening gehouden met een riksja. Dit bracht hun tijd terug tot twee, drie minuten. Als ze ons pakken, dacht ze, vermoorden ze ons als in een sciencefictionfilm en voor straf zullen we in ons volgende leven geboren worden als arbeiders in een Indiase zuiveringsinstallatie. Met onze blote handen zullen we onafbreekbare resten verwijderen uit de roosters: maandverband, condooms, theedoeken, tassen of panty’s. En met diezelfde handen eten we dan rijst met sabji. Ze keek naar haar handen die Adams camera vasthielden. Klaar.
Petra gluurde voorbij de wal. Niets of niemand te zien. Adam borg snel de camera en de lege sd-kaartjes op. Ze keek de andere kant op, richting de rivier. Vanaf hier kon je de aalscholvers op de andere oever zien zitten. Ze strekten hun lange, aan het uiteinde gebogen snavels de lucht in. Ze zagen er tevreden uit, misschien hadden ze net met een visje ontbeten. Toen ze weer naar de wal achter zich keek zag ze de riksja aankomen. ‘Schiet op, ze komen eraan!‘ riep ze en ze renden allebei naar het hek. In gedachten vervloekte ze Adam. Hoe had ze zich weer door hem laten overhalen? In tegenstelling tot hem genoot zij helemaal niet van die overbodige adrenalineacties. Ze voelde steken in haar zij. Aan de afstand naar het hek leek geen eind te komen. De riksja kwam dichterbij en Adam liep uit. Wat moet je nog meer opofferen voor de kunst? Het stoorde haar dat het op school steeds meer ging over concepten in plaats van schilderijen. In plaats van het experimenteren met kleuren werd er alleen gepraat. Ze begreep het nut niet van al die maatschappelijke acties en performances. Zelfs het schrijven werd minder. Waar zijn de tijden gebleven dat er in de hoek van een kamer een blikje cola werd geleegd, waarbij een theoretische verhandeling werd geschreven over de consumptiemaatschappij? Ze voelde haar benen zwaar worden. De riksja had haar nog niet ingehaald, maar haar benen begonnen het op te geven.
‘Wat doen jullie hier? schreeuwde een kerel naar haar. ‘We bellen de politie, we hebben jullie op camera!’
Adam bleef abrupt staan.
‘Rennen!’ riep hij naar Petra en hij blokkeerde de weg van het kleine voertuig. De riksja stopte. Toen Petra veilig achter het hek was keek ze achterom. Adam haalde net zijn ID-kaart uit zijn portemonnee.
Ze was verrast door zijn optreden.
Hij had zich voor haar laten pakken.
Ze wist niet hoe ze thuis was gekomen, wat ze onderweg gezien had en of ze een bekende tegengekomen was waarmee ze had staan kletsen. Plotseling was ze thuis, ze sloeg de deur achter zich dicht, gooide haar rugzak en jas op de grond en viel uitgeput op het matras. Ze keek naar haar laatste schilderij. De aanblik ervan kalmeerde haar een beetje. Er stond een steenarend op die net met gespreide vleugels op de grond was geland. Petra schilderde graag vogels. Eerst goot ze verf op het doek, wreef het uit met water of maakte er afdrukken mee. Dit creëerde een verscheidenheid aan vormen met aparte details. Van de willekeurige vlekken op het doek maakte ze aalscholvers, mezen, mussen, goudvinken of zelf-gefantaseerde vogels, die de vlek haar op dat moment ingaf. Maar op school doen ze dat niet. Het idee is tegenwoordig het belangrijkste. Het concept. Actie. Event. Ze wilde niet zo’n sufkut zijn die kitsch maakt. Daarom had ze zich aangesloten bij Adam. En ook omdat hij zulke mooie handen had. Halverwege het denken aan Adam viel ze in slaap en werd pas de volgende ochtend wakker.
Ze stond op van haar matras en ging plassen. De vloeistof in de pot deed haar denken aan de actie van gisteren. Hoe gaat het nu met Adam? Ze maakte zich zorgen om hem. Hij had zich moedig gedragen. Zo kende ze hem niet. Ze pakte haar telefoon en toetste zijn nummer in. Hij nam niet op. Ze opende Instagram. Tijdens het scrollen door de bewerkte foto’s stuitte ze op een vliegende vogel van gebruiker dianabeltranherrera. Van felgekleurd papier modelleerde ze sculpturen van vogels, die ze fotografeerde tegen een pastelkleurige achtergrond. Ze had weliswaar nooit naam gemaakt via een tentoonstelling, maar toch had ze meer dan zestienduizend volgers. Bewondering en jaloezie staken haar en verbitterd dacht Petra dat zij nooit zoiets zou bereiken. Toch gaf ze haar een hartje en voegde zich bij de andere vijfhonderdzesentachtig hartjes. Daarop verscheen een foto van Adam met het opschrift commingsoon en daaronder ongeduldige opmerkingen en felicitaties van zijn volgers. Brede schouders doemden op uit de gele wolk boven het gele water. Petra kon niet wachten om erachter te komen hoe het met hem was afgelopen en of hij al contact had gehad met de media. Ze typte hem een bericht. Ze zag dat hij online was, maar hij antwoordde niet. Ze keek uit het raam. Door het belichte dak van het flatgebouw aan de overkant zag ze dat het vandaag zonnig was. Ze liep naar de kast en ging met haar handen door haar kleding heen. Op gevoel koos ze een jurk uit die geschikt kon zijn. Vandaag stonden haar twee colleges en een vrijwillige tekenles te wachten. Op school zou ze Adam zeker tegenkomen.
Maar ze kwam hem niet tegen. Ook niet bij de tekenles, waar ze een schets maakte van een vrouwelijke silhouet in contrapose op groot formaat inpakpapier en met haar schone hand de display van haar mobiel checkte. Het model, een oudere dame, hield een been gestrekt, het andere gebogen en haar hand aan de andere kant in de zij. De as van haar bekken liep schuin en tegenovergesteld aan de as van haar schouders. Het hele figuur vormde op die manier een dynamische, S-vormige curve. Haar huid hing om haar heen als ongestreken wasgoed. Petra’s houtskool zocht op het papier met volhardende hardnekkigheid naar alle anomalieën en vormeloosheden, zoals het zou zoeken naar de exacte vorm van een vogelbek.
Thuis liet ze zich vervolgens op het matras vallen en staarde wezenloos naar de televisie. Over het scherm rende een antilope met in haar kielzog een tijger. Voordat hij de antilope kon bijten gaapte Petra en zapte naar een zangwedstrijd. De camera toonde kort een jongen met een microfoon en even de gezichten van de juryleden die een bek trokken alsof ze een onrijpe kiwi aten. Ze wilde de tv uitzetten, maar ze gaf de zender, die overdag kinderprogramma’s uitzond en zich ’s avonds wijdde aan kunstprogramma’s, nog een kans. De presentator zat in een donkere rieten stoel middenin een schemerige studio en introduceerde juist een nieuwe gast. De kunstenaar droeg een blauw jasje en had een zorgvuldig gecreëerd warrig kapsel, alsof hij net uit bed kwam of met iemand gevochten had. Achter zijn rug werd een foto geprojecteerd, waarop hij een gele stof in de afvoer strooide. Petra’s bloed begon te koken. De redacteur vroeg hoe Adam hierop gekomen was. Wat wilde hij als kunstenaar duidelijk maken? Adam herhaalde zinnen die Petra goed kende. Ze hadden ze samen geformuleerd. Maar over Petra en hun groep geen woord. De groep Pirolgelb leek niet te bestaan. En zou ook niet meer bestaan.
Petra stapte het balkon op, greep een pakje sigaretten van de vensterbank dat Adam ooit vergeten was en stak er eentje op. Haar bloed kwam weer tot rust, alsof slagroom te lang was opgeklopt en er klontjes boter en vreemde, vloeibare restjes ontstonden. Er liep niemand op het trottoir, alleen de koplampen van auto’s in een mistige verte. Ze vond de sigaret niet lekker. Ze drukte hem uit in de bloempot met salie en gaf deze met dezelfde hand een tik, zodat hij helemaal naar het randje van het balkon verschoof. Petra stelde zich voor dat het genoeg zou zijn de pot een klein duwtje te geven en die zou omkieperen en op het trottoir aan diggelen gaan.
Ze dacht terug aan de excursie naar de zuiveringsinstallatie en de woorden van de gids, die haar uitlegde dat het miljardengebouw dat ondergronds gevestigd is niet kon worden uitgebreid met een extra deel. ‘Toen dit gebouw ontworpen werd, was er niets bekend over hormonen,’ klonken zijn woorden in haar hoofd. ‘Er is hier geen enkele verandering mogelijk.’ Wezenloos tuurde Petra in de bloempot. Die decoratieve groeven had met blauw glazuur. Een vogeltje zat vastgeprikt in de aarde naast de groenbruine bladeren. Misschien is juist dit het minst nep van alles.
Met haar vinger raakte Petra het kleine snaveltje aan en duwde de bloempot voorzichtig terug.

 

Anna Beata Háblová en Blanka Juranová – Annette Manni kon helaas niet zelf aanwezig zijn tijdens het festival (foto door Marco De Swart)

 

Het door Creative Europe ondersteunde project CELA (Connecting Emerging Literary Artists) verenigt 30 opkomende schrijvers, 79 opkomende vertalers en 6 opkomende literaire professionals in 10 Europese landen en begeleidt hen gedurende een periode van 4 jaar. Door een groeiend netwerk van literaire kunstenaars in heel Europa op te bouwen en door literaire werken in andere talen te vertalen en te promoten, wil CELA de ongelijke literaire infrastructuur in de verschillende landen doorbreken en mogelijkheden creëren om een Europees publiek over de grenzen heen te bereiken.

Anna Beata Hablova is dichter, schrijver, architect en stedenbouwkundige. Ze bracht drie poëziebundels uit: Kry (2013), Rýhy (2015) en Nevypínejte (2018). In 2010 ontving ze de Young Architect Award en in 2012 de Young Planning Professionals Award voor best bouwkundig ontwerp en haar theoretische werk. In 2017 bracht ze een wetenschappelijk stripboek uit, Města zdí, over de geschiedenis en het karakter van winkelcentra in relatie tot de stad waarin ze staan. Haar meest recente boek, Nemísta měst, verkent plaatsen die verwaarloosd zijn of over het hoofd gezien worden.

Annette Manni studeerde Slavische talen en Tsjechische taalkunde aan de Universiteit van Amsterdam en de Karelsuniversiteit in Praag. Later nam ze deel aan een cursus Literair vertalen uit het Tsjechisch aan de Vertalersvakschool in Amsterdam. Ze heeft verschillende korte verhalen vertaald van auteurs als Petra Soukupová en Jiří Wolker, gepubliceerd in literaire tijdschriften. Voor het CELA-project vertaalde ze werk van drie Tsjechische auteurs.