Ik ken een berg die op me wacht

Sholeh Rezazadeh  - 04 maart 2024

Nederlandse nominatie voor de European Union Prize for Literature

Ik ken een berg die op me wacht van Sholeh Rezazadeh is genominerd voor de European Union Prize for Literature (EUPL) door VLAM21, het Nederlandse samenwerkingsverband tussen 17 literaire festivals en organisaties. Eens per drie jaar mag Nederland een titel voordragen voor deze prijs. Eerdere genomineerden waren Gerda Blees (2021), Jamal Ouariachi (2017) en Marente de Moor (2014). De European Union Prize for Literature is een jaarlijks initiatief ter erkenning van de beste opkomende auteurs in Europa. De winnaar wordt bekendgemaakt op 4 april, tijdens de Brussels Book Fair. Lees hier de opening van Sholeh Rezazadeh’s roman Ik ken een berg die op me wacht en klik door naar de site van de EUPL voor de andere genomineerden.

 

Ik ken een berg die op me wacht | Sholeh Rezazadeh

De klinkende bellen van de geiten en schapen, en mijn brullende water vormen het achtergrondgeluid bij dit verhaal. In elk seizoen bewegen geiten en schapen er hun koppen. Dus wanneer je dit verhaal leest, houd dan deze geluiden in je gedachten. En ook de koele wind die er altijd ronddwaalt. Hij tikt met zijn koude vingertoppen zachtjes op je huid en is altijd aanwezig, ook in de hete zomers.
Van alle vrouwen die elke ochtend in hun kleurige, tot hun enkels reikende lange jurken, met vestjes in een donkere kleur, sjaals met bloemenpatroon die hun hoofd en de onderkant van hun mond bedekken, met kleine hoofdbanden die ze in hun nek vastbinden, naar me toe komen met aardewerken kruiken op hun schouders of leren waterzakken in hun handen, en die met mijn heldere water vullen, trekt vooral één vrouw mijn aandacht. Een vrouw met ogen die me doen denken aan die van herten die bij mij water komen drinken. ’s Ochtends vroeg, als de zon mij nog niet heeft opgewarmd of ’s avonds, wanneer mijn druppels beginnen af te koelen, zet ze voorzichtig haar voet op de rotsen. Eerst trekt ze haar bloemensjaal strak rond haar hoofd aan en knoopt deze stevig vast. Ze schuift haar hoofdband iets naar achteren waardoor haar zwarte haar met een scheiding in het midden beter te zien is, werpt een blik op mijn kronkelende lichaam en fluistert: ‘Mag ik even?’
Ze trekt de leren band van de waterzak los. Met één hand pakt ze de waterzak, die ooit een deel van een levende geit of ram was, en met de andere hand de opening, ooit een warme keel, en ze gaat rustig zitten op de gladde rotsen. Als ze geen schoenen aan heeft, kruip ik soms zacht over haar voeten en raak haar tenen aan. Ze drukt de droge, dorstige lippen van de waterzak op mijn vochtige lippen. Het dode lichaam van de geit wordt gevuld met mijn levende druppels. Terwijl ze vooroverbuigt, valt haar gevlochten haar van onder de kleurrijke sjaal op haar kleine borsten. Ik ga een beetje terug om haar dieper te laten bukken. Zodat haar van gedroogde kruidnagelbloemen gemaakte ketting nat wordt en een lekkere geur verspreidt, en de punten van haar lange haar in mijn water prikken. Ze zet de waterzak opzij, vormt dan haar handen tot een kom en schept ze door mijn koele water. Haar ranke vingers kruipen onder mijn trillende huid en houden dan een paar seconden stil. Ze sluit haar ogen en gooit het water dat ze tussen haar vingers heeft opgevangen een aantal keer in haar gezicht. Ze opent haar ogen en terwijl ze mij aankijkt drinkt ze van het water dat in haar handen op een klein meer lijkt.
Dan pakt ze de waterzak op en plaatst hem op haar linkerschouder. De waterzak vormt zich naar haar schouder. Ze kijkt naar de bergen, naar de vlakte, naar de wolken, en altijd voordat ze vertrekt een paar seconden naar mij. Naar mijn lichaam dat dit allemaal weerspiegelt. Dan sluit ze haar ogen weer en luistert ze naar mijn geluid. Het geluid van verdergaan en niet stilstaan. Dan loopt ze weg. Ik zie haar de volgende nacht of ochtend weer. Soms komt ze zonder een waterzak of kruik naar mij toe, dan staart ze naar mijn golven en vult me met haar blik. Zelfs wanneer de geluiden van opgewonden en gespannen mensen, dieren en mijn golven zich vermengen, blijft ze me kalm aankijken.
Elke keer dat ze naar mij kijkt maak ik me zorgen of ze me ook nu weer mooi zal vinden. Of mijn aanwezigheid nog steeds bij haar leven past. Of ze me niet ziet als slechts het verdriet van het verleden of de angst voor de toekomst. Zal ze net zoveel van me houden in een onstuimige herfst als in een rustige zomer? Zal ze me nog willen als ik zo helder als een spiegel ben waarin ze haar eigen mooie gezicht kan zien of als ik zo modderig ben dat mijn kleur lijkt op de urine van een dorstige hond?
Saray is haar naam. Sari-ay. Dat betekent gouden maan, zon.
Haar moeder moest net als de meeste vrouwen uit de bergen ver weg van het ziekenhuis bevallen. Zelfs de ervaren vrouwen die urenlang naast waakten wisten niet wat er aan de hand was, en voordat de jonge mannen uit het dichtstbijzijnde dorp hulp hadden kunnen halen was het te laat. Ze stierf een paar uur na de bevalling aan een bloeding die maar niet stopte. Haar baby heeft ze nooit vast kunnen houden. Sarays moeder werd naast een boom begraven met een rechtopstaande  steen bij het hoofd en een brede steen op het stukje grond waar ze lag. Haar naam werd met spijkers in de steen gebeiteld en haar graf werd ieder jaar bezocht door haar man, haar dochter en haar stam. Een jaar lang droeg Sarays vader zwarte kleren en hoefde hij dankzij het eten en de zorg die hij af en toe van de andere mannen en vrouwen kreeg minder te werken. Rouwen betekende voor hem turen naar de bergen en zijn kind bewonderen, dat minstens even mooi was als zijn overleden vrouw. Na het eerste jaar was haar dood als rook die van tijd tot tijd uit het vuur van hun dagelijks leven opsteeg en in hun ogen en keel prikte.
Saray groeide op met hertenmelk en in de armen van andere vrouwen die behalve voor hun eigen kinderen af en toe ook voor haar zorgden; Vooral wanneer haar vader met de kudde weg was of het gewoon even niet meer wist. Haar vader wilde geen andere vrouw en, hoewel dit min of meer van hem werd verwacht, geen kinderen meer, en hij bleef dag en nacht van Saray houden en voor haar zorgen. Hij leerde haar paardrijden, vuur maken, schieten en om een dier te slachten wanneer dit nodig was. Maar Saray leerde ook van de vrouwen uit de stam tapijten knopen, schapen melken, de juiste kruiden verzamelen, zingen en zorgen voor lammetjes die hun moeder net zoals zij te vroeg kwijt waren geraakt. Wanneer ze dit allemaal deed kon ik verdriet in haar ogen zien dat alleen in mijn druppels tevoorschijn durfde te komen. In mijn druppels die sterven oftewel verdampen, en in de wolken opnieuw worden geboren en aan de bomen een nieuw leven geven. In mijn druppels die nooit willen blijven, die constant dromen en bewegen.
Ik ben Aras. Mijn naam betekent oogwater, traan. Mijn druppels weten wat stromen en passeren is. Ze zijn er altijd, ze bewegen, ze gaan verder. Ze steken de bergen over, spreken met vissen, mos, rotsen. Ze omarmen de maan en de sterren. Ze raken de vermoeide aarde aan en worden er nooit moe van. Ze glijden op de zomermiddagen over de bezwete lichamen van kinderen en ze zien de eenzaamheid van vissers. Aan het einde van de seizoenen schenk ik kleur en leven aan de bomen, de velden en de bergen en soms laat ik alles en iedereen grijs en wit achter terwijl ik maar blijf bewegen. Mijn druppels raken de weg niet kwijt. Ze weten waar ze heen moeten en wie mij volgt zal niet verdwalen in de bergen. Ik ben als een pad voor iedereen die ergens heen wil. Niet alleen de visjes, de vogels, de rotsen, de algen, maar ook de mensen. Ik leid ze van de vallei naar de top en van de top naar de vallei. Ik heb ze getemd met mijn lange vingers zonder dat ze het wisten. Geiten, schapen en honden volgen de mensen en de mensen volgen mij. Ze kunnen niet zonder mij. Het is altijd zo geweest. Als ze op zoek zijn naar eten, drinken, rust, komen ze naar mij. Blijven ze bij mij in de buurt. Ze bouwen steden en landen om me heen en bedenken grenzen voor elkaar door naar mijn lichaam te kijken, hoe ik beweeg, waar ik stroom en waar ik rustiger ben. Ik ben er altijd, de mensen komen en vertrekken. Soms draag ik hun verhalen in mij en soms laat ik ze los. De mensen komen dichterbij of nemen afstand. Soms zie ik ze vaker en zijn ze meer in mijn gedachten. Meestal ben ik maar een rivier voor de vlaktes, bergen en vissen; onderweg naar mijn eigen bestaan. Vooral als de mensen naar mij kijken, hun handen of lichaam in mijn druppels steken ben ik meer aanwezig en heb ik verhalen te vertellen. Ik hoor van de wolken soms verhalen over de wereld achter de bergen. Soms proef ik een nieuwe smaak in de regen, maar dan vergeet ik het weer en kijk om me heen en naar mensen die in mijn omgeving leven. De laatste tijd klots ik vaker tegen dammen die denken mij te kunnen stoppen, maar ik heb vele armen en vingers om te kruipen en te dansen. Ik ben een rivier en een rivier blijft bewegen en gaan.

 

In Sholeh Rezazadeh’s roman Ik ken een berg die op me wacht ontmoeten we Aras, de bruisende rivier die door het ruige berglandschap van Noord-Iran dendert. Aan haar oever verblijft een nomadenvolk. De nomaden, waaronder de jonge Saray, leven bij de dag en eten wat het seizoen te bieden heeft. De veertigjarige Alma woont in een woonboot op de rimpelloze Amstel. Op een dag neemt ze een radicaal besluit: ze reist in haar eentje naar Iran. Aan de oever van Aras ontmoet ze Saray en haar nomadenfamilie. In een prachtige poëtische stijl die de lezer kan herkennen van De hemel is altijd paars vertelt Sholeh Rezazadeh het bijzondere verhaal van Alma en Saray, van Aras en de Amstel. Bestel de roman nu bij Ambo|Anthos Uitgevers of ga naar je lokale boekhandel.

 

The European Union Prize for Literature (EUPL) erkent opkomende fictieschrijvers uit de Europese Unie en daarbuiten. De prijs beloont de 41 landen die deelnemen aan het Creatief Europa-programma van de Europese Unie en beloont 41 uitmuntende nieuwe literaire talenten gedurende een cyclus van drie jaar. Door de creativiteit en de immense en diverse rijkdom van de hedendaagse Europese literatuur op het gebied van fictie onder de aandacht te brengen, streeft EUPL ernaar de circulatie van literatuur binnen Europa te bevorderen en een grotere belangstelling voor niet-nationale literaire werken aan te moedigen.

Sholeh Rezazadeh kwam in 2015 vanuit Iran naar Nederland. Haar romandebuut De hemel is altijd paars (2021) werd bekroond met de Debutantenprijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 2022 en met de Bronzen Uil Publieksprijs 2021. Het stond bovendien op de longlist van de Libris Literatuur Prijs 2022 en de Hebban Debuutprijs 2022. Van De hemel is altijd paars werden meer dan 25.000 exemplaren verkocht.