Sanitary Towels

Abdelkader Benali  - 12 maart 2020

Abdelkader Benali schreef deze tekst speciaal voor het Nijmeegs Boekenfeest 7-3

 
Ik sta met de rug tegen de muur. Godverdomme. Ik kom hier niet weg. Wild sla ik om me heen, probeer de geesten te verdrijven die me naar de keel grijpen. Ze zijn er niet. Godverdomme.
          Ik voel me betrapt, als een hond gezien tijdens het schrokken van zijn voedsel.
          Diep uit mijn keel komt een dwaas grommen, tevergeefs omdat niemand er meer van onder de indruk is. Wie dacht ik wel dat ik was. Een schrijvertje. Tuurlijk. Jij. Knulletje.
          De paar vrienden die ik had hebben allang afscheid van me genomen. Ze vonden al die pretenties wel cool om zich aan te warmen, totdat ik niets teruggaf van wat ze me leenden.
          Ze accepteerden dat ik een nietsnut was, wat ze niet accepteerden was dat ik hun leven binnenviel om te halen wat ik dacht dat me toekwam. Berberse rothond, een trap verdien je.
          Als ze me zien op straat dan kijken ze schichtig weg. Laf volk. Ze zullen tegen zichzelf zeggen dat ze vaak genoeg hebben geprobeerd om me uit het riool te redden. Leugenaars zijn het. Ze hebben geen idee. Ik wil er niet aan herinnerd worden. Kunnen ze me dan niet met rust laten? Als het echt goed is, dan moet het zo blijven. Verboden is het ze om verder nog vragen te stellen. Ik weet te veel van ze. Ik ken hun geheimen, hun vrouwen, hun verlangens, waar ze de pot met goud hebben verstopt, ik weet het allemaal, het staat genoteerd in een notitieboekje, vijfentwintig pagina’s bewijslast die ik met me meedraag, een papieren dolk, doe daar maar eens iets tegen; durf dan te zeggen dat je mij op afstand kan houden. De grens tussen gek en geniaal is nog nooit zo dun geweest.
          Nee, jongen, ik ben je altijd nabij geweest. Gevaarlijker dan ooit. God is de grootste. Allah hu Akbar. Godverdomme. Alles doet zo’n pijn. Als ik een scheet laat doet het pijn. Miles Davis op speed.
          Van binnen maar van buiten ook. Prikkelbare zeeanemoon. De wind draait steeds de verkeerde kant op, zo voelt het; een keer wat zonneschijn dat zou me goed doen, de schimmel in m’n hoofd opdrogen, een paar uur zon zou meer oplossen dan tien weken therapie. Wie denkt ie wel dat ie is, luisteren is de eerste stap, staat er op een poster, wat de tweede stap is staat er niet bij, ik weet het wel: een factuur.
          Als een houtworm m’n hoofd binnendringen en daar geld voor vragen. Ik zou jou geld moeten vragen. Maar dat is het probleem, ik ben tot schuldenaar gemaakt door de omstandigheden en de tragische toedracht ervan zou volstrekt duidelijk zijn als ze me maar de gelegenheid boden om mijn verhaal te doen. Maar ik mag niet praten. Mij is het spreken onmogelijk gemaakt.
          Ik ben niet gekomen om uit te dagen. Of te beledigen. Is dat kleine beetje respect dat ik wil te veel gevraagd? Ze hebben dus ergens een gouden pot verstopt, de precieze coördinaten ken ik alleen. Toen we nog vrienden waren vertelden ze me alles over het vergaarde familiefortuin dat buiten het zicht van de fiscus gehouden moest worden. Alles netjes op papier, maar het grote geld hing ergens aan een boom te rotten. Ze bewonderden me omdat ze niet begrepen hoe iemand die zo arm als een kerkrat was toch zo ver in het leven was gekomen. Zonder geld, zonder kruiwagens; een godswonder. Ze schreven het dan maar toe aan mijn looks. Ze hadden een punt.
          Ik viel toen in de smaak. Ik werd zelfs aantrekkelijk genoemd. Daar is de klad in gekomen, ik ben nog steeds aantrekkelijk maar word niet graag meer gezien. Als ik in de spiegel kijk zie ik vooral gedoe.
          Wijsheid komt met de jaren en is ook een vorm van schoonheid. Wat de wijsheid me vertelt, is dat het ouder worden een verdomd lange verliespartij is. Heb er geen geduld voor. Ik heb geen geduld om zo lang te wachten op het beslissende punt, wetende dat de dood toch aan het langste end trekt. Ik vertik het gewoon. Blasfemieën. Alles binnensmonds want ik ben netjes opgevoed door die stinkouders van me.
          Hij wist ook niet beter toen hij me maakte. Hij is de grote gast daarboven, het Bonusmateriaal.
          Hij zette me hier neer, plaatste me in de baarmoeder van een ongelukkig meisje, wist zij veel dat ze mij zou krijgen. Wist de man die ik vader ging noemen dat hij totaal ongeschikt was voor het ambt van vaderschap? Twee doodgewone mensen die een dwarsligger voortbrachten, God is echt de allergrootste.
          Maar ze vertellen je niks, hè, en het is ook niet dat ze er wat kleine lettertjes bij doen, zodat je in ieder geval iets hebt om je aan vast te klampen. Het is totaal nutteloos. Klaar ermee. Ik stop. Ik ga weg. Ze kunnen me wat. Heb ik al die jaren in de coulissen gestaan, vol van verwachting, gezonde spanning ook; het verse gras, je wilt de wei in, presteren – en dan dit. Het valt tegen. Zolang ik de kracht heb zal ik er iets van zeggen. Ze kunnen niet zonder me. Ik heb al hun geheimen. Eigenlijk kan ik met niemand hierover praten.
          Geen vrienden meer, dan maar een wijf. Zie die maar te vinden.
          Er was een vrouw maar die is af. Die mag niet meer meedoen. Die moet gewoon lekker weg van me blijven. Ik kijk door haar heen. Het doet me niks meer. You are not welcome anymore. Ik kan soms zo sentimenteel zijn.
          Niemand hoeft me te vertellen wat er aan mij veranderd moet worden. Ik laat me door niemand de les lezen, ook door haar niet.
          Toch mis ik haar. Ze was leuk als ze er zin in had. Ze liet graag scheetjes in bed.
          Sigaretje van tijd tot tijd, maar wanneer ze voor me opendeed had ze verdomd fijne kleding aan. Het oog wil ook wat. Dan rook je maar een sigaret of twee.
          Ik kwam altijd op tijd bij haar. Het voorspel was fantastisch. Wat kon ze zoenen. Soms kookte ze een potje, als ze er zin in had.

          Het was een vrouw met veel talenten maar dat ene talent had ze niet. Het heeft niet mogen duren. Praktische bezwaren.
          Waar ik echt behoefte aan had was geen hoogdravende gesprekken die tot diep in de nacht duurden en die ik al te vaak had moeten voeren. Wat ik nodig had was iemand die knopen kon zetten. Zie die maar eens te vinden. Met een vergrootglas. Je vindt ze niet. Nog steeds niet. Een goede naaister.
          Het maakt geen goede indruk om in het profiel te schrijven dat je op zoek bent naar een bitch die knopen kan zetten. Iedereen en alles schrijft profielen. We zoeken ons een ongeluk. We zijn verslaafd aan zoeken. We zoeken de eenzaamheid. Het vinden is overschat.
          Die combinatie bestaat niet; dat soort bitches bestaat niet, als ze knopen kunnen zetten dan zijn het Vlaamse kakdames die stoffenmarkten aflopen. Die moet ik niet. Het Vlaamse accent, bovendien, daar knap ik op af. Alleen Hollands van boven de Moerdijk, zo ben ik nou eenmaal.
          Liever heb ik een bitch met wie ik nadat we elkaar het schompes hebben geneukt op de bank kan liggen om een dvd’tje te bekijken. Glaasje wijn, ook lekker, maar dan zie ik dat er een knoop aan mijn overhemd als een lam armpje bij hangt en dan moet die bitch die knoop zetten. Zet die knoop!
          Dat moet ze uit zichzelf doen, zonder dat ik het vraag. Ze moet het snappen. Intuïtief moet ze het snappen. Dan levelen we, dan zijn we een, dan is er dat je-ne-sais-quoi van de amour. Snapt ze dat niet, dan geen witte wijn, geen seks, en zeker geen dvd’tje op de bank.
          Snappen ze niet. Je kan het wel honderd keer uitleggen. Snappen ze niet. Ze willen zekerheden. En toch verachten ze je. Is het te veel gevraagd, een knoop zetten? Naald en draad. Liever zie ik dat ze ook een naaimachine bij zich heeft. Standaard. Altijd een naaimachine binnen handbereik want ik ben kilo’s aangekomen, de knopen vliegen er vanaf. Zet die knoop!
          Bitch moet kunnen naaien. Maar dat begrepen ze dus niet. Wat ik zocht. Kreeg de verkeerde op m’n dak. Alles duckface en filter. Vooral haat, ongefilterd.
          Terwijl ik gewoon een speld in een hooiberg zocht. Ga je dus niet vinden. Ik vraag te veel. Weet ik. Weet ik. Zit in m’n bloed. Zo was ik ook honderd jaar geleden, vraag maar aan mijn moeder. Die vond me maar een pestventje, altijd zaniken en vragen om van alles.
          Ze stuurde me mee met een oom die me rustig zou krijgen. Die moest me in het gareel krijgen.
          Echt niet. Die man nam mij, twaalfjarig, wist ik veel, naar de smerigste bruine kroeg van Rotterdam, bestelde een bier en ging dat theatraal glimlachend tegenover me naar binnen zitten klokken. Hij wist toch dat je bij ons geen alcohol dronk, zat daar gewoon Bacchus uit te hangen. Pats, zo op de neus, alsof ie me aan het uitlachen was. Echte man. Die oom. Hij was een genie Waarom? Hij nam me serieus. Hij was helemaal uit Marokko gekomen met een tussenstop in Frankrijk om me de les te lezen. Geen woorden, maar glazen. Bleef maar hijsen. Topgozer. Mooie man. Gulle lach, duivelse ogen. Voorbeeld! Een buitenbeentje. M’n moeder was dol op hem, hij had good looks. En drinken deed ie al als de zon strak stond. Thuisgekomen deed ie alsof er niks was gebeurd. Een duivel.
          Die moeder van mij begreep haar eigen broer niet. Te veel geheimen. Die ik dan met me meedraag; ik wist dat toen niet, nu weet ik het wel. Geheimen die uitbloeien mettertijd zijn de besten. Dus niet mijn pakkie-an, ga er niet verder over uitweiden. Tot hier en niet verder. Je moet echt regels stellen. Of het nou je vrienden, familie of geliefden zijn. Je moet je niet verbergen, je moet ze vertellen hoe het zit. Hoe laat het is. Dan is er een minieme kans dat je het gaat overleven. Voor jou, niet voor mij. Ik ben weg. Weg van hier. Niet door ziekte ofzo, maar omdat ik het niet kan winnen. En dat frustreert me. Dat ik met mijn intelligentie het onderspit zal delven. Bizar eigenlijk. Terug naar waar ik gebleven was. Voordat ik profielen aanmaakte schreef ik brieven. Echt waar.
          Ik schreef die chick dus lange brieven op Japans papier, al die onzin, daar deed ik aan, met Mont Blancs schrijven, speciale okerkleurige inkt, geschept papier want meende dat het indirecte erotiseert – via een omweg de geliefde duidelijk maken dat ze een natte poes heeft. Wie valt daar niet voor? Het werkte want ze was dol op me, het kostte me honderden euro’s die vertedering. En toen was het geld op. Het is uiteindelijk een centenkwestie, het probleem van het leven. Het leven kost bakken met geld. Doodgaan kost daarbij vergeleken een schijntje. Het is praktisch gratis.
          Heb je de centen dan geloof je in oneindige expansie, echt, de hele wereld lijkt dan net een slavenmarkt, je koopt je suf aan bezittingen – toen ik geld had waande ik me almachtig.
          Stopt het geld met tjoektjoek richting bankrekening doen, dan moeten de reserves worden aangeboord. Maar dan ga je wel gekke dingen doen. Ga je dingen zeggen die je niet meent, dingen doen waar je zelf geen weet van hebt. Ik vind het niet erg om dingen te doen waar ik in niet in geloof, man, het ongeloofwaardige verkondigen is mijn businessmodel, problematisch is het doen van dingen die je helemaal niet kan. Dan houdt het op. Dan ga je over je macht heen, zoals dat heet, dan kost het allemaal veel te veel energie. Geloof me. Knoop dit in je oren, gast: Doe geen dingen die je niet kan, al bieden ze Playboy Mansion. Het is een valstrik. Een hinderlaag. Een bermbom.
          Maar nu heb ik een idee. Iets waarmee ik echt kan scoren. Een goed verhaal. Zeg maar. Alles begint met een goede titel, les 1 van het schrijven voor beginners. Heb je je titel dan komt de rest vanzelf wel. Oorlog en Vrede, goede titel, je weet meteen waar het heengaat, waar het vandaan komt. Reis naar het einde van de nacht, bizar goede titel, boek is eigenlijk af, niks meer aan doen.
          Ik had mijn titel ook. Stond op het toilet van een vriendin te plassen, die vriendin die geen knoop kon zetten, kreeg ik ineens een ingeving daar. Prachtig toilet trouwens, marmeren tegels, het geurde er ook lekker, ze had vlak voor mijn bezoek zitten schijten, en er daarna patchoeli overheen gespoten – super mix, maar daar gaat het niet om. Het moet die geur zijn geweest, of de combinatie van opwinding en geur want ik stond daar met een stijve te plassen. Wat echt heel moeilijk gaat, door zo’n stijve duurt alles drie keer zolang, dus, wat er gebeurde, ineens zag ik het, de titel van mijn verhaal, pakkende titel, alles zit erin, alfa en omega, het doemde voor me op als witte zeilen aan den einder, de horizon zeg maar, de titel was: Sanitary Towels, ja, ik was ook verbaasd, dat ik een Engelse titel had voor wat een Nederlands verhaal moest worden, geniaal gewoon. Dubbel opgewonden trok ik door, snel richting de vriendin die ik in een paar seconden had gepromoveerd van friend with benefits tot muze, zo snel kan het gaan. Ze zat al op de bank, ze zag die blik van me en zegt: nee, nee, nee, wat nee, vanavond niet, dvd’tje op de bank, dat gaan we doen, witte wijn erbij, laat dat rampetampen maar zitten – heel raar dat ze dit moest zeggen. Ze mompelde iets over de periode, ik begreep er niks van, man, hoe kan een vrouw teleurstellen. Ik droop af. Letterlijk. Gaf er op het toilet nog een ruk aan. Ruimde wel alles netjes op, ik schaam me voor de rotzooi die ik maak.
          Dat was het. Naar huis. Weg van haar. Ik zette het op een lopen. Het regende, het hagelde, harde wind, alles wat je wenst van de zwarte romantiek vloog tegen mijn mombakkes aan – weet niet eens waar ik heen ging, als ik maar bewoog. Als ik maar bewoog. Nooit stilstaan, vriend, nooit stilstaan. Dat zal je ver brengen. Verder dan de verste ster, of wacht, ze belt me. Ze heeft spijt. Bitch. Leer eens een knoop te zetten. Dan praten we verder.

 

Nijmeegs Boekenfeest 2.0 in 2020

Op zaterdag 7 maart 2020 vond het Nijmeegs Boekenfeest plaats. Met het Boekenweekthema ‘rebellen en dwarsdenkers’ was dit jaar de uitgelezen gelegenheid om dit literaire vlaggenschip van de Nijmeegse Boekenweek af te stoffen en opnieuw uit te vinden. In plaats van uit te waaieren over de hele Vereeniging was het programma geconcentreerd op een podium in het midden van de Concertzaal. Geen keuzestress meer!

Op het programma stonden: Abdelkader Benali, Joris Luyendijk, Marjolijn van Heemstra, Asha Karami, Wout Waanders, Marjolein Visser, Qader Shafiq, Munganyende Hélène Christelle en Pascal Lamberigts. Joost Oomen trad samen met garagejazzband Kruidkoek op, er was muziek van MINKA, er waren plaatjes van dj-duo Lenkens VS Schmerig en er een heus Reve-feest met de vintage dj-installatie van Donkey Tonk. Daarnaast waren er minicolleges van de Radboud Universiteit en ook Radboud Reflects en Op Ruwe Planken waren van de partij. Kortom: een feest van jewelste!

Abdelkader Benali schrijft alles wat los en vast zit: proza, poëzie, theater, journalistiek, recepten en ongetwijfeld nog veel meer. Niet zo gek dus dat hij dit jaar de Gouden Ganzenveer won als ambassadeur van de Nederlandse taal. En Benali zou Benali niet zijn als hij niet zijn eigen draai aan dat ambassadeursschap gaf. Hij zet zich in om jongeren te enthousiasmeren voor de Nederlandse taal en literatuur, om zo nog veel meer grensoverschrijdende literatuurfans én schrijvers in het leven te roepen. (Foto door Merlijn Doomernik.)