Dropje

Simone van Maurik  - 25 april 2019

Verhalen van ouderen

De hitte straalt van de auto. Een tent, een tas, een zak, een klapstoel liggen op elkaar tegen een achterwiel. Tassen staan achter de voorbanken op de vloer van de bordeauxrode Volvo. Daarbovenop liggen slaapzakken. Onze kleine benen liggen daardoor recht vooruit en de spanning friemelt als vanouds in mijn buik.

Op de snelweg ruisen de auto’s. We glijden langs de glimmende ramen waarachter vreemde gezinnen zitten. ‘Daaag’, denk ik, ‘ik zie jullie nooit meer terug.’ Ik voel iets raars in mijn buik.
Er ritselen zakjes met droog geworden boterhammen met kaas van thuis, slap geworden door de warmte. De raampjes staan open en de wind zwiept mijn haar om mijn hoofd. Weilanden bewegen de andere kant op. Het maakt me duizelig.

Op een hoedenplank ligt een hijgende hond. Vanuit een versleten busje zwaaien twee kinderen. Hun lippen bewegen geruisloos en ze verdwijnen in de verte. Mijn rug plakt van de hitte en verkeersborden met vreemde namen scheren over. De radio dreunt zachtjes, het geluid is ver weg.

Loom buigt de auto af naar een tankstation. Ik zie het vaalgroene onkruid naast de vangrail. Voor wie groeit het daar eigenlijk als niemand het ooit zal zien? Ik vind het zielig. Kinderen rennen gillend rond op de parkeerplaats. Een man laat zich uit een vrachtwagen zakken en ik zie zijn armspieren spannen onder zijn strakke T-shirt.

Het restaurant is koel en luide muziek valt uit een vies plafond. De dikke geur van zoete broodjes kruipt in mijn neus omhoog. Zwijgend drinkt een stel hun koffie. In de schappen staan chips, kleurrijk snoep en zoete Napoleonkogels. Ik slik wat speeksel weg. Wij gaan alleen plassen.
Teleurgesteld loop ik door de glazen schuifdeuren de warmte weer in. Buiten flikkert het metaal van de auto’s in de zon en ik knipper met mijn ogen. Achter me hoor ik dat mijn broer mijn zusje kliert, gevolgd door de harde stem van mijn moeder: ‘Ophouden nu, anders rijden we terug!’
Verderop staat een houten picknickbank scheef op geel gras.
Op een stoeprand rookt een man een sigaret, zijn ogen tot spleetjes geknepen. Zijn bloes hangt open en hij maakt een gebaar naar een vrouw bij een prullenbak. Vrachtwagens staan netjes in rijen.

We zitten met zijn drieën onder de opengeslagen achterklep op de bumper van de auto en eten onze boterhammen. Het pakket op het imperial met zeil eromheen ruikt naar oud gras en zand van voorgaande jaren. Een papieren servet vlindert met schokken door de lucht.
Mijn vader doet de voorklep open en controleert iets. Ik prik het rietje in het zilverkleurige zakje met zoete limonade. Een jongetje loopt met een ijsje voorbij. Geconcentreerd probeert hij het met beide handjes in balans te houden. Ik stop het jaloerse gevoel snel weg.

De deuren van de auto slaan dicht. Mijn zusje dreint ‘Ik wil bij het raampje zitten!’ Ze moet altijd in het midden. Maar mijn vader is resoluut. De plastic bekers met drinken staan wankel op schoot als we de snelweg opdraaien.

‘Eerstknijps!’ roep ik in triomfantelijk en knijp mijn broer. Hij tuurt alweer met fanatieke blik de snelweg af. De auto’s zijn zwart en rood en zilver. Wij proberen als eerste een groene Eend te zien. Door het zijraam zie ik de bergen zich alsmaar verder uitrekken naar boven. Grillige witte vlekken liggen op de flanken en toppen. Mijn ouders praten wat over de route.
Daarboven, weet ik, zijn de bergpaden en hutten met mensen met natte kleren en rode wangen. De alpenklokjes en steenbokken. De insecten, de naaktslakken, de murmeltiere, de klimmers, de touwen, de sneeuw en het blauwe ijs.

‘Dropje?’ Een zakje wordt doorgegeven naar achteren.

Een man maakt ritmische bewegingen met zijn hoofd. Een zonnebril verbergt zijn ogen.
We laten hem achter ons. Een vrouw lacht vanachter haar rode haar, dat wappert met schokken in de wind. Haar elleboog steunt tegen het raam en de andere hand ligt losjes op het stuur. Waar gaat ze heen? Mijn zusje en ik hangen een theedoek tussen ons in aan het dak van de auto. Mijn zusje is de buurvrouw en belt aan.

De lucht straalt een onwaarschijnlijk blauw. Slaap prikt in mijn ogen. Mijn hoofd ligt tegen de harde koelte van het raam. Door zware oogleden kijk ik naar buiten. In de verte komen de heuvels schuchter omhoog uit het malse groen van de aarde. Ik zie een heel klein dorpje hoog tegen de schuine bergwand. Daar lopen allemaal piepkleine mensjes, ik zou ze zo mee kunnen nemen in mijn jaszak. Er staat een lege auto op de vluchtstrook. Ik knikkebol. Het landschap lijkt een droom als ik langzaam wegglijd in een rustig soezen.

De auto mindert vaart en maakt een scherpe bocht naar rechts. Verward word ik wakker. We bewegen als één naar links. Mijn klamme hand klemt snel om de klink in het portier. De auto maakt opgetogen sprongetjes door flinke hobbels in de zandweg. Een tak schuurt langs de auto. Een bord met ‘camping’ erop staat scheef in het zand. Een bocht naar links en nog één naar rechts en dan komt de auto tot stilstand. Mijn mond is droog. Opgewonden tuur ik door het raampje naar buiten. Zou mijn vriendinnetje er weer zijn? Een kat schiet weg onder een struik. Geconcentreerd fietst een meisje voor de auto langs, het witte grind knispert onder haar kleine fietsbandjes. In de verte maakt een duif het geluid van thuis.

 

 

Het Verhalenhuis & het Groot Letterfestival
In Het Verhalenhuis begeleiden professionele jonge schrijvers ouderen bij het oproepen en optekenen van hun eigen verhalen. In zestien bijeenkomsten zetten ouderen zelf hun herinneringen op papier. In aanloop naar het Groot Letterfestival organiseerden we een Verhalenhuiseditie bij Humanitas Bergweg in Rotterdam, Simone van Maurik was een van de deelnemers. Lees nog meer van Het Verhalenhuis en klik door. Dit project wordt mede mogelijk gemaakt door het Oranje Fonds, Sluyterman van Loo en RCOAK.

Op zondag 12 mei vierde Rotterdam-Noord feest. Die dag kwamen schrijvers, muzikanten, verhalenvertellers, vrijwilligers en wijkbewoners samen op het Groot Letterfestival. Voor één dag veranderden het Jan van der Ploeghuis en het Klooster Oude Noorden in festivallocaties met verhalen, muziek, workshops, kleurrijke kinderprogramma’s en lekker eten.
(Collage door Jolijn Ceelen.)

Simone van Maurik verwarmt haar bed soms met de föhn. Ze heeft een boek dat trappelend wacht op voltooiing. Het illustreren ervan is misschien nog leuker. Vroeger legde Simone grappige briefjes op het bed van haar ouders, als verrassing voor het slapengaan. Ze schudt graag een beetje aan de regelmaat, maar is ook wat onzeker. De wereld verbaast haar voortdurend. Deze momenten van verbazing pakt ze in als pakketjes in tekst en beeld. Goede vrienden noemen haar ‘Siem’. Dat maakt haar kalm. Net als een aai over een fris geurende hondenvacht. (Foto door Vincent van den Hoogen.)