Het tegenovergestelde van een ark

Gerben Vaillant  - 14 oktober 2021

Graag stellen we je voor aan één van onze nieuwe makers!

Dit voorjaar deed De Nieuwe Oost | Wintertuin een open call uit voor nieuwe makers voor onze talentontwikkeltrajecten. Uit de vele inzendingen selecteerden we makers die barsten van het talent en met wie wij dit najaar vol plezier de samenwerking starten. Op de Notulen van het Onzichtbare stellen we ze aan je voor. De laatste maker die we in deze reeks voorstellen is Gerben Vaillant.

 

Het tegenovergestelde van een ark

Het is een mooi gezicht, dat water door die kieren, ik zou het voor je willen filmen. Buiten wordt het al donker – denk tarkovski-donker. Golven kloppen op de muren, rollen gebroken binnen, duwen zacht de plinten van hun plaats en alles kraakt; nat hout kraakt minder hard, dat kan ik je nu zeggen.

De strandtent staat bij eb niet ver van de branding af en bij vloed is alleen het dak nog zichtbaar. Zo gaat dat elke dag twee keer. De bediening is zo langzaamaan naar huis aan het gaan. Ze hebben de vloer geveegd, de tafels afgenomen, hebben de muziek uitgezet, maar de lichten aangelaten voor wie blijven wil. De meeste klanten blijven. Een enkeling twijfelt nog: een man die hier vaker komt maar nog nooit tot vloed gebleven is, heeft zijn jas aangetrokken en zit rechtop, op het randje van vertrekken. Hij houdt met beide handen zijn tas vast op zijn schoot, zijn knokkels zijn wit van het knijpen. Eén voet al onder de tafel vandaan, klaar om ieder moment een stap te kunnen zetten, om dan alsnog niet op te staan. Misschien blijft hij zitten vandaag. Ondertussen pakt de laatste serveerster haar spullen. Op weg naar buiten blijft ze even wachten voor de branding om het water niet te raken – geen gedag – veegt later, na de nacht, het zout van de ramen.

Een vrouw aan een tafel bij het raam kijkt naar buiten. Haar zanderige suède schoenen worden schoongespoeld en het koude water raakt haar enkels. Ze geeft geen krimp, alleen een zucht, dat is alles, zuchten, telkens als het water haar enkels raakt en haar broekspijpen donkerder maakt, steeds hoger, onhoorbaar zucht ze als een klein dier dat eindelijk veilig is. Wanneer het water tot haar kuiten komt laat ze haar armen ontspannen langs haar lichaam hangen. Ze heeft haar ogen net gesloten wanneer haar telefoon op tafel begint te trillen. Misschien wil iemand weten waar ze blijft. Ze laat het overgaan, veegt het dan kalm met de achterkant van haar hand de tafel af en zucht opgelucht. Ze hoeft nergens heen.

Aan de leestafel leest het oude en enige koppel hier elkaar voor uit een krant van een week oud. Dat doen ze graag. Koud water stroomt tussen hun stoelpoten door en steeds als het water bijna hun billen raakt, staan ze op om vervolgens, als het water wegstroomt, weer op de natte stoelen te gaan zitten. Ze lezen contactadvertenties en het weerbericht van dagen terug: bewolkt, geen kans op regen, een zeven voor fietsweer, een zes voor op het strand, een acht voor – tot de pagina’s niet meer uiteen te houden zijn, zacht uit elkaar scheuren tussen de natte ribbelige vingers, bijna oplossen in hun handen.

Alles gaat nu snel; het is buiten donkerblauw geworden en het warme licht flikkert, meer uit dan aan. Een man waadt door het water naar het raam, schuift het open, de stoelen en tafels drijven al, tikken zacht tegen elkaar aan op het water dat rustig in en uit golft. Het doet misschien ergens aan een windgong denken, dat getik. Hij kijkt uit over de zee, die binnenstroomt; de schuimkoppen over de tafelbladen als tafellakens voor even. Ik probeer nog snel een groet te schrijven aan een wiegend tafelblad, liefs uit… maar de inkt van mijn bic loopt al uit en ik laat het drijven want

iedereen is gaan staan voor het einde. We hebben ons allemaal richting het open raam gedraaid. Ik sta achteraan, het verste van iedereen van het raam af. Voor mij staan de donkere silhouetten tot aan de schouderbladen in het zwarte water en af en toe tilt een golf ons op, maar we zwemmen niet, we staan, ook al raken onze voeten de vloer nauwelijks meer. Vanaf hier ziet het eruit alsof we staan voor een applaus, ook al weten we niet of we er een komen halen of zullen geven, maar buigen doen we in ieder geval, wij naar de golven, de golven naar ons. We ademen uit, blijven uitademen als de diepste zucht denkbaar.

 

Gerben Vaillant (1994) is schrijver en interdisciplinair performancemaker. Hij volgde de mimeopleiding aan de AHK, waar hij een fascinatie ontwikkelde voor het maken van teksten en voorstellingen waarin de afstand tussen mens en realiteit centraal staat. Gerben houdt zich bezig met waar het de mens niet lukt om (onderdeel van) een geheel te zijn. Daarbij staat vaak het lichaam in een niet-passende omgeving centraal, of vormt dat het vertrekpunt. Op dit moment hoopt hij via het schrijven verder te komen in fysiek onderzoek en via fysiek onderzoek verder te komen in het schrijven. Later dit jaar verschijnen er voorstellingen bij onder meer Frascati en doet hij onderzoek bij Over het IJ Festival en Festival Cement. Gerben zit in een talentontwikkeltraject van De Nieuwe Oost | Wintertuin.